Soms denk ik dat ik echt oud wordt. Gisteravond bijvoorbeeld in de Paradiso, waar Bob Mould met een paar jonge gasten op bas en drum Sugar’s Copper Blue integraal speelde. Vanaf de eerste noot dacht ik: jongens, jongens, waarom nu zo luid? Het publiek was klein genoeg om zelfs onversterkt verstaanbaar te zijn, dus waarom dan kiezen voor versterkt onverstaanbaar?
Het was dat ik de nummers weer eens live wilde zien, anders was ik snel weer huiswaarts gegaan vanwege de teringherrie. Maar: toen mijn oren na een paar nummers gewend waren aan het volume (mijn KNO-arts zou zeggen: beschadigd door het geluid), kon ik weer eens horen wat een goede plaat Copper Blue is.
Ik maakte kennis met met de plaat in de week dat hij uitkwam, ergens in 1992. KPSS en ik visten de plaat (samen met Rage Against The Machine, Lucky 13 van Neil Young en Bizarre Ride II The Pharcyde) uit de bakken bij good old cd-uitleen Verlaine aan de Voorstraat. Hoewel Oor zei dat het moest had ik Hüsker Dü nooit echt veel aan gevonden. Maar met Sugar viel het kwartje. De band nam feilloos het stokje van de destijds zo’n beetje ter ziele gegane Pixies over (die het eerder natuurlijk van Hüsker Dü hadden overgenomen). Dat stokje ging daarna over naar The Foo Fighters, die hun nummers nauwgezet opbouwen volgens de formule van Sugar. Dave Grohl schaamt zich daar trouwens niets voor. Integendeel: in het kader van heldenverering speelde hij onlangs met zichtbaar genoegen een moppie mee met de band.
Terug naar het concert van gisteravond. Bob nam “de plaat integraal spelen” erg serieus. Hij gunde het publiek op zijn Brels geen enkel moment voor applaus en speelde de tien nummers strak achter elkaar. Zoals je weet staat er geen slecht nummer op de plaat en ook live waren ze niet kapot te spelen. Uitschieters in de set waren wat mij betreft The Slim en If I Can’t Change Your Mind. De eerste omdat Mould er een extra emotionele lading aan gaf. Dat zit zo: het nummer gaat over vrienden verliezen aan AIDS (de ziekte werd in de USA The Slim genoemd, voordat het AIDS heette). Toen Copper Blue uitkwam was Mould nog niet ge-out als homosensueel. Net als bij voetballers ligt dat nou eenmaal niet zo lekker in de hard-core scene. Nu weet iedereen dat Bob van het andere team is en je merkt dat het nummer erg persoonlijk is. Het leek bijna of hij ging huilen. Daar kreeg ik wel een beetje kippenvel van. If I Can’t Change Your Mind schoot eruit, omdat het zo’n ultiem popnummer is. The Beach Boys zouden het zo op hun repertoire kunnen hebben.
Na de nummers van Copper Blue was het (“bye bye history, hello future”) tijd voor wat nummers van de nieuw te verschijnen plaat. Die nummers leken zo erg op Nirvana, dat het droste-effect van stokjes overgeven zich nog verdiepte. De band sloot de set af met een handvol Hüsker-Düklassiekers, waaronder Could You Be The One, Hardly Getting Over It en New Day Rising. Bob beloofde dat hij snel weer terugkwam, want ook hij schijnt erg van Amsterdam te houden en ook hij vond ons het meest fantastischgeweldige publiek waar hij ooit voor gespeeld heeft. Allemaal mooi en wel, maar ik had liever dat hij ervoor zorgt dat ik weer wat kan horen met mijn linkeroor.
0
Klinkt alsof de thuisblijver ongelijk had. Helaas.