‘Nebraska.’ Dat is de titel van zowel een bekende plaat (van Bruce Springsteen) als van een bekende film (van Alexander Payne). Waar beide makers naar willen verwijzen denk ik wel te snappen: naar het ruige hinterland van Amerika, naar godverlaten Midwest-badlands en backroads waar juist dankzij die bijna-leegte nog iets rauws en puurs hangt. Ik geef het ze te doen, op zoek gaan naar zoiets als ‘authentiek Amerikaans’ en dan uitkomen bij de barre natuur van je land. Oftewel de staat Nebraska als metafoor voor alles wat er wel zou kunnen zijn, maar wat er niet is. En dan het hevige verlangen daarnaar.
Met jongelui in Nebraska heb ik het ook te doen. Ik stel me voor dat er verdomd weinig vertier is daar. Veel meer dan de ganse dag erop uitrekken, de uitgestrekte winterse vlaktes opgaan en op coyotes jagen komen ze vast niet… en als die rotbeesten zich bij het vallen der duisternis in hun holen verschanst hebben dan zit er weinig anders op dan je ook maar binnenshuis terug te trekken. Bijna noodgedwongen werpen ze zich dan op bezigheden als muziek maken. In bedompte oefenruimtes komen zij allen tezamen en proberen er het beste van te maken.
David Nance komt uit Nebraska. Een jongeman in de kracht van zijn leven, een all-American guy, volledig opgetrokken uit spijkerbroek, houthakkersblouse en lompe gympen.. Terwijl hij in de Auto Centrale Utrecht het podium bestijgt bedenk ik me dat de kans dat je als simpele Hollandse ziel ooit voet zet op Nebraskaanse bodem erg klein is. Dan is het fijn als er een afvaardiging daarvandaan jouw stadje aandoet. Door ze aldus in het wild te spotten kun je je er toch een beetje op vakantie wanen.
De David Nance Group heet zijn band, niet echt een spectaculaire naam, en ze zijn ook nog eens super onbekend. Maar hun platen verschijnen via Trouble in Mind records, en dat zal reden genoeg geweest zijn voor Ekko om ze (in filiaal ACU) te boeken. Dan rijst de vraag: hoe breng je zoiets aan de man? De Ekko-marketingafdeling ondernam pogingen iets hips te suggereren en daarbij dropten ze weinig fantasievol namen die als hedendaags vergelijkingsmateriaal moeten dienen, (Ty Segall, White Stripes). Nou, daar krijg je het volk niet mee over de streep, zo blijkt afgelopen woensdag. Hooguit een man of 20 hebben zich deze avond laten verlokken tot een check-out.
Afgaand op eerste indrukken lijken de thuisblijvers nog gelijk te hebben ook, want op het podium valt weinig spektakel of moderniteit te ontwaren. Wel een stel rednecks die zich met verve op oeroude Amerikaanse genres als blues, country en hardrock storten. Een soort Lynyrd Skynyrd voor beginners ofzo.
Maar diezelfde thuisblijvers blijven zo ook verstoken van iets heel bijzonders. Meer nog dan de stugge en gruizige, soms aan een doorgesnoven Neil Young denkende David Nance-platen doen vermoeden staat hier een strak en smaakvol spelende band die veel dynamiek aan de dag legt. Een bassiste en twee gitaristen zorgen voor een gaaf en intrigerend achtergrondspinsel waar overheen zanger/ gitarist David Nance excelleert met bij vlagen vlammende gitaarerupties. Zijn zang is zuiver en krachtig. Halverwege het concert wordt de zaak naar een hoger plan getild wanneer een verstilde versie van Merle Haggard’s klassieker ‘Silver Wings,’ ingezet wordt. Loepzuiver meerstemmig gezongen en het past wonderwel. Een country-covertje als katalysator, het kan verkeren! Maar jammer, op dat moment is de helft van het publiek al afgedropen. De pakweg tien overblijvers zijn er getuige van hoe de band zichzelf overstijgt. De bluesnoise stijgt dan op tot psych-hoogtes. David Nance krijgt de geest en zijn zilverglanzende manen beginnen dan bijna als vanzelf te wapperen, ja dan lijkt hij zelfs ook even van de grond te komen en licht af te geven. Dat lullige, denkbeeldige vakantiereisje van daarnet begint dan zowaar de vorm aan te nemen van een machtige roadtrip dwars door de binnenlanden van Nebraska.
Mocht het je interesseren, hier een eerder stukkie over David Nance.
Foto’s: soldaat Peter Blaauw
0