De nieuwe van Geese: een overrompelende triomf

Door Hester Aalberts

Er zijn platen die de lat hoger leggen, en dan is er Getting Killed: een album dat het hele idee van wat een jonge gitaarband anno 2025 vermag, herschrijft. Vanaf de eerste seconden van Trinidad – een nerveuze sirene van gitaren, drums als explosies, Cameron Winter die met overslaande stem verkondigt dat er ‘a bomb in my car’ zit – weet je dat Geese hier alles in de strijd gooit: angst, overmoed, schoonheid, chaos: het is er allemaal.

De New Yorkse band, ooit een stel slimme jongens met postpunkneigingen, heeft zichzelf op dit derde album uit de mal gesloopt. Onder leiding van producer Kenneth Blume (voorheen Kenny Beats) sleuren ze rock de 21ste eeuw in met een geluid dat even veel te groot als precies goed voelt. Gospelkoren, trombones, loops, scheefgetrokken grooves – het lijkt niet te passen, maar het past. Alsof Talking Heads, LCD Soundsystem en Jeff Buckley een brandend huis delen.

Frontman Winter is de spil, een zanger die elk nummer benadert alsof hij er net achter is gekomen dat hij nog maar drie minuten te leven heeft. In Taxes klaagt hij dat hij ‘should burn in hell / but I don’t deserve this’, in Husbands klinkt hij als iemand die de liefde niet vertrouwt maar haar niet kan loslaten. Zijn stem breekt, wankelt, grijpt zich vast aan refreinen die nét geen refreinen zijn.

Wat Getting Killed zo meeslepend maakt, is dat Geese de ontregeling niet maskeert, maar orkestreert. Achter elk schurend arrangement schuilt iets teder, iets menselijks. Dat voel je het scherpst in Au Pays du Cocaine, waarvan de clip Winter toont aan de keukentafel tegenover een baby en dat zich uiteindelijk ontvouwt als schrijnend zelfportret.

Getting Killed is een overrompelende triomf: het geluid van een band die zichzelf durft te verliezen en daardoor juist gevonden wordt. Chaos heeft zelden zo helder geklonken.

Comments

comments