‘Movie star of the moment’ is zij misschien wel: Amy Adams. Momenteel zijn net er twee met lof overladen films verschenen met haar in de hoofdrol, ‘Arrival’ en ‘Nocturnal Animals’ . Vooral die laatste van regisseur Tom Ford, die wij nog kennen van het sublieme ‘A Single Man’, schijnt weer om te smullen te zijn. Die twee dus, en een tijdje terug zag ik ‘American Hustle’ weer eens terug, de film uit 2013 over een schimmige 70s FBI-operatie. Amy Adams en Bradley Cooper spelen er de sterren van de hemel.
Vandaag wou ik het effe met je hebben over de soundtrack van ‘American Hustle.’ Bij het terugkijken valt namelijk vooral de muziek op, en dan met name één bepaald nummer tijdens de, wat ik dan maar noem, ‘stilzwijgende sleutelscene.’ Dat is het essentiële indaalmomentje zoals je dat tegenwoordig in welhaast elke eigentjdse film tegenkomt. Dat moment openbaart zich meestal na ongeveer driekwart van de speelduur. Alle acteurs zwijgen dan even, de muziek doet zijn werk, de camera zoemt even uit en wij kijkers worden in de gelegenheid gesteld om te beseffen, ja om te voelen waar het eigenlijk allemaal om draait in die film.
Amy Adams is hier die krullenbolbrunette
Het muziekje waar het in ‘American Hustle’ om draait is een zeer Arabisch klinkende coverversie van Jefferson Airplane’s psychedelische drugssliksprookje ‘White Rabbit.’ Een opmerkelijk brokje muziek, je krijgt het idee naar een geweldig obscuur 60s pareltje uit de wereldmuziek te luisteren.
Maar dat blijkt bepaald niet het geval, lees ik ergens. Het liedje blijkt bij nader inzien gewoon in Amerika te zijn opgenomen, gewoon in onze tijd. De filmmakers hadden een bepaalde sfeer voor ogen en aldus benaderden ze Mayssa Kaara, een van oorsprong Libanese zangeres die gewoon in Boston woont. Speciaal voor deze film zong zij het liedje in. Maar evenzogoed bijzonder fraai gezongen!
Ook onlangs kocht ik de LP ‘San Francisco Roots,’ het ding lag gewoon verweesd ergens in de uitverkoopbakken voor E 5,99. Het is een verzamel-LP met allerlei early San Francisco popliedjes, zeg maar uit de tijd vlak voordat de stad popmuzikaal explodeerde met bands als Janis Joplin, Sly & the Family Stone, Jefferson Airplane, enzovoorts.
Eén van de bands die erop staat is The Great Society, met o.a. het nummer “Somebody to Love” uit 1965. Het is de band van Grace Slick, voordat zij toetrad tot de Jefferson Airplane. Een staaltje early psychedelica is het, The Great Society bracht destijds slechts dit ene singletje uit. De kern van The Great Society bestond uit de broers Jerry en Darby Slick. Drummer Jerry Slick was getrouwd met Grace Wing, die na haar huwelijk dus Grace Slick ging heten. Drie keer slicken dus met deze band! ‘Somebody to Love” (oorspronkelijk ‘Someone to Love’ geheten) werd geschreven door zwager Darby Slick.
Niet veel later zou Grace Slick dus toetreden tot Jefferson Airplane en zij zou dit nummer meenemen naar die band, alwaar het in hun handen zou uitgroeien tot een wereldhit. Een soortgelijk verhaal kunnen we ophangen over ‘White Rabbit.’ Net als “Somebody to Love’ ontstond het in The Great Society-periode, al was het in dit geval geschreven door Grace zelf. Ook dit nummer smokkelde Grace mee naar Jefferson Airplane die er opnieuw stoer mee scoorden.
Maar let op, nu komt de stilzwijgende sleutelscene van dit verhaal. In het San Francisco van 1965 liep een donkere jongen rond die veel muzikaal talent in zich verscholen had. Sylvester Stewart was zijn naam. Ondanks zijn 18 jaar had hij al een zangcarrière achter de rug in de doo-wop groep The Dayconas. Voorzichtigjes kwam hij aan de bak als radio-dj bij TSOL-radio. Ook produceerde hij zo nu en dan plaatjes. Zo ook ‘Someone to Love’ van The Great Society. Later zou hij naam maken als Sly Stone. Dus: EEN PIEPJONGE SLY STONE PRODUCEERDE EEN PIEPJONGE GRACE SLICK, is dat bijzonder of niet ?????
Sly Stone als radio deejay
Dat wil niet zeggen dat Sly onder de indruk was van de muzikale gaven van The Great Society (destijds nog geschreven als ‘The Great!! Society!!’). Op de achterkant van de hoes van mijn verzamel-LP wordt dat fijntjes uit de doeken gedaan. Er waren eindeloos veel pogingen voor nodig om met name het b-kantje op tape te krijgen, Sly kreeg er een puntafro van: ‘It took an uncommonly long time to get a final take because the male singer in the group insisted upon singing his part while lying down. It took several hundred takes to convince him of the physical limitations of his position. Odd… it didn’t strike anyone as funny at the time.’ Ook Grace Slick zelf vond dat de bandleden The Great Society maar matigjes getalenteerd was, zo liet ze nadien in interviews weten. Met uitzondering van haarzelf natuurlijk.
The Great Society
Je vraagt je alleen nog af hoe het afgelopen is met die liggende zanger. David Miner was zijn naam, een jaar of 70 moet hij thans wel zijn. Gelukkig bieden – zoals wel vaker- de comments onder YouTube filmpjes uitkomst. Ene Ashford Miner merkt daar op: ‘My dad is Dave Miner. I’m 24 and live at home with him. we live in New York and he is a background actor (extra) in movies and tv shows. Grace and her 2 brothers (sic) kicked him out of The Great Society, reasons unknown. they wouldn’t give his ideas a fair chance.’
Okay, weten we dat ook weer. Wrok tot in de eeuwigheid. Maar al met al vind ik: betrokkenen kunnen lullen wat ze willen, het komt erop neer: de enige twee nummers van Jefferson Airplane die het tot universele betekenis hebben geschopt vinden allebei hun oorsprong in The Great Society! Dus: talentloze en antieke band of niet, The Great Society verdient de Kettingzaag Pluim van de Week!
De twee bands traden ook samen op, in 1966
0