In Parijs is het altijd prijs

Het is printemps in Parijs. Langs de boulevards tonen bomen schuchter hun eerste groentinten en overal langs de weg zijn timmerlui bezig om hobbelige parkeerplaatsen te bedekken met strakhouten terrasvlonders. Vanwege alle grandeur en grootsheid lijkt deze stad het massatoerisme makkelijk te kunnen verstouwen. Maar ikzelf heb het na een paar dagen toch wel gehad met al die drukte in metro, musea en restaurantjes. Stalpoten en beenrot, dat zijn de eerste verschijnselen… Gelukkig zijn er ook nog begraafplaatsen, parken, botanische tuinen, buitenwijken en stadions om te bezoeken. En verder, wat zou die befaamde grootstad nog meer voor me in petto hebben?

Zoals bekend, om in Frankrijk te geraken moet je eerst een end door België treinen. En laten de Spoorwegen daar nou net staken.. Dus na een forse vertraging eerst maar eens voorzichtig beginnen dan. In een rustig straatje ten zuiden de Seine staat het maison + bijbehorend museum van Serge Gainsbourg, het Gitanes-paffende enfant-terrible van het Franse chanson. Leuk om dat pand ((5 Rue de Verneuil, sedert twee jaar te bezoeken) eens in de context van zijn directe omgeving te aanschouwen. Maar hey, geen haar op mijn hoofd die eraan denkt om 29 euro voor een ticket neer te tellen. Daarmee kun je het originele interieur inclusief asbak-met-de-peuken-er-nog-in gaan bewonderen, met een audio-guide die is ingesproken door dochter Charlotte. De goede man is al 34 jaar hartstikke dood dus het is goed zo.

Wel boemel ik effe heen en weer naar het vorig jaar geopende metrostation Serge Gainsbourg, want dat bestaat echt. Het schijnt dat er destijds nogal een controverse de kop opstak compleet met een petitie van tegenstanders, want stations vernoemen naar een vermeende incestpleger, dat is nogal wat. En fin, toch weten de Fransen hun zingende helden naar waarde te schatten en te eren (zo is er ook een metrostation George Brassens) dus daar kunnen wij kaaskoppen nog een hoop van leren. En zolang er bij ons geen stations naar pakweg Ramses Shaffey, Drs. P of Armand vernoemd zijn blijf ik bij dit standpunt!

Het zal de prikkelende lentezon wel zijn maar ik blijf in nostalgische sferen hangen. Je moet weten, in mijn platenverzameling bevinden zich maar weinig exemplaren met iconische Parijs-hoesfoto’s erop, uitgezonderd twee. Een raadselachtige kracht drijft me als vanzelf naar de de twee desbetreffende locaties:

Jean Jacques Burnel, het basbeest van de Stranglers poseert hier voor het Centre Pompidou dat toen net geopend was (rond 1978). Anno nu ziet het gebouw er afgeleefd en viezig uit. Het krijgt dan ook vanaf september ‘25 een stevige opknapbeurt en gaat voor vijf jaar dicht. Overigens, deze eerste soloplaat van Burnel verkocht destijds beroerd maar bleek evenwel van grote invloed op het spel van Peter Hook.

‘Lonerism’ van Tame Impala uit 2012 is een moderne klassieker. Frontman Kevin Parker zelf kiekte het Jardin du Luxembourg vanachter een toegangshek. Daar kon hij de afstandelijkheid van zijn teksten mooi mee illustreren, zei hij. Precieze camerastandpunt: Rue Auguste Compte.

Ook een bezoekje waard: het legendarische L’Olympia. Dit pand aan de Boulevard des Capuchines heeft een lange, diepgaande geschiedenis. Brel, Piaf, Beatles en Stones traden er op, just to name but a few… Ook vandaag de dag staan er nog steeds grote namen.

In de buurt van Montmatre bevinden zich vlakbij elkaar twee filialen van de notoire platenzaak BALADES SONORES. De een oogt als een achterafzaakje dat zijn beste tijd gehad heeft, maar bij de grotere broer is het waar het gebeurt (8 Rue Pierre Picard). De inrichting is nogal curieus. Overal bakken, kisten, rekken en dozen met platen, en dan ook nog eens schots en scheef door elkaar. En dan liggen er ook nog her en der boeken, cd’s, stukken speelgoed, T-shirts, elektronica, etc te koop. Niet overzichtelijk nee, maar het lijkt opzettelijk zo gedaan te zijn, het idee erachter is meer een boutique dan een winkel vermoed ik. Afijn, er zit niks anders op dan lekker te struinen tussen de vele genres die hier liggen. Daarbij moet je ook nog eens oppassen niet op de staart van een van de winkelkatten te trappen. Met veel aankopen kom ik er echter niet vandaan, het leeuwendeel van de aangeboden waar is hier van de categorie ‘nieuw, opnieuw geperst vinyl’ en tja, goedkoper dan 25 euro is dat spul bijna nooit.

Toch val ik met m’n neus in de boter want de TUNE-YARDS blijken hier vandaag een in-store te doen! Ze zijn in de stad ter promotie van hun nieuwe, zesde album ‘Better Dreaming’ dat medio mei uitkomt. Als duo is Tune-Yards het project van de van oorsprong Canadese Merrill Garbus, aangevuld met bassist Nate Brenner. Al zeker 15 jaar zijn ze actief, op Le Guess Who stonden ze al een paar keer. Maar dat is door mij gemist, dus nu een kans op een herkansing. Hun muziek is lastig of beter gezegd te origineel om vast te pinnen op een specifiek genre. Zijn elastische baslijnen combineren mooi met haar drumkicks (voor de gelegenheid hier op een kast en een stoelleuning) en haar zeer Afrikaans aandoende zangpartijen. Terwijl ze zingt manipuleert ze haar stem met allerlei effectapparatuur, hetgeen een fraai resultaat geeft. Ben ik nou fan geworden dan? Nah dat dan weer niet, maar wel lekker om ook thuis nog eens naar te luisteren.

Rocktenten in overvloed in Parijs: Bataclan, Le Trianon, Petit Bain, La Cigale, L’Olympia, Cabaret Sauvage, Le Trabendo, Popup!… Vlakbij begraafplaats Père Lachaise vind je La Maroquinerie, het is een (Marokkaans?) restaurant waar soms ook bands spelen. SNAPPED ANKLES treden er op en op goed geluk stap ik erop af, zonder kaartje. Daar aangekomen staat een brede portier bij een brede buitenpoort. Stilzwijgend gebaart hij me door te lopen. Op een binnenplaats hoor ik vanuit een kelder een hoop herrie, dus erop af dan maar. En ja hoor, beneden is Snapped Ankles al bezig. Niemand die om een entreebewijs vraagt. Het is er lekker donker en zweterig, een man of 200 heeft zich in een halve cirkel rondom het podium geschaard.

Zoals gewoonlijk spelen de Britten gemaskerd, ze zien eruit als een stel holbewoners waarvan de gezichten schuilgaan achter bossen crustyhaar. Op hun voorhoofden zitten een soort fietslampen gemonteerd waardoor ze eruitzien als een stel grobbebolcyclopen. Wat ze brengen is ‘een spervuur van beats en lichtstralen,’ zoals ik ergens las. In de kern is het techno-met-vokalen, waarbij dansbaarheid en publieksparticipatie tegenwoordig voorop lijken te staan. Ze willen je graag een leuke avond bezorgen maar dan moet je wel meedoen! Dus als er een lied over het strand ingezet wordt dan wordt het publiek geacht strandgeluiden te maken. Nooit gedacht om ooit nog eens een zaalvol Parijzenaars mee te maken die het gekrijs van zeemeeuwen imiteren! Om hun maatschappelijke betrokkenheid te tonen hangen er spandoeken achter de viermansband: ‘How We Gonny Pay the Rent?’ staat er retorisch op de een. ‘Hard Times Furieus Dancing’ staat er op de ander, en dat is tevens de titel van hun nieuwe album.

Wie kent RAMMELLZEE nog? In het reusachtige hedendaagse kunstencentrum Palais de Tokyo is een expo van hem gaande. De New Yorker die in 1984 met ‘Beat Bop’ een snel in elkaar geflanste doch thans veel gezochte, ja legendarische hiphop-12 inch maakte deed dat destijds heel spontaan samen met zijn vriendje Basquiat. Ook wordt weleens geopperd dat Madonna op keyboards (!) meespeelde. Net als tijdgenoten als Keith Haring en Basquiat begon Rammellzee als graffiti-artiest en streefde een kunstenaarsbestaan na. Dit bracht hem al in de early 80s (zoals goed beschreven in het begeleidende boek) naar Hollandse (!) musea en galeries zoals in Groningen, Utrecht, Amsterdam en (jawel) Helmond. Zou je net zien, echt bekend werd hij pas na zijn dood in 2010. In het kader van deze expo heeft Palais de Tokyo -druk bezocht door urban jongeren van allerlei pluimage- een speciaal limited vinyl-dubbelalbum laten persen. De dame van de museumwinkel toont het me trots maar de aanschafprijs van 125 euro schrikt af.

Ook Andy Warhoofd kon Beat Bop wel diggen

Een lekker levendige buurt is Place de Bastille en de directe omgeving rondom Canal St. Martin. Daar vind je ook het platenwinkeltje BORN BAD. Leuk om er even de authentieke garage-sfeer op te snuiven. Een speciaal onderdeel daar is de bak met platen die in de loop der jaren verschenen zijn op hun eigen platenlabel Born Bad Records. Daar zitten klinkende hedendaagse undergroundnamen tussen als Magnetix, Cheveu en Les Olivensteins, alsmede allerlei bijzondere verzamelplaten. Ook een aantal schijven van La Femme verscheen op dit label en daar heeft Born Bad waarschijnlijk mooi mee raak geschoten, commercieel gezien. (11 rue Saint-Sabin).

Ook vlakbij de Place Bastille bevindt zich club SUPERSONIC. Een klein maar fijn podium is het, met publiek op twee etages (en toiletten met putlucht op de derde). Supersonic bestaat sinds een jaar of tien en heeft inmiddels een gedegen internationale naam opgebouwd met immer een groot aanbod van talentvolle bands. Het bijzondere aan Supersonic is dat alle (!) concerten er gratis (!) zijn. Okay, er staat een portier bij de deur die je even vernietigend aankijkt, maar verder is het er pas de problème! Hoe hun verdienmodel precies in elkaar staakt daar maak ik me als toerist niet sappel om, al zal de drankprijs zeker een rol spelen. Want 8 euro voor een halve liter merkloos bier (op de tap heet het ‘Superpilsonic’ ) geeft wel uilenzeik maar is geen kattenpis.

Drie bands staan er deze avond op het affiche. De WEALTHY HOBOS is een Frans duo dat een soort boogie-garage speelt, traditioneel en toch très énergique. Een soort opgevoerde ZZ-Top vind ik zelf, maar in hun bio houden ze het bij ‘heavy blues rock’ a la Motorhead, Stones (noemde Keith zijn eigen band ook niet ooit The X-pensive Winos?) en Clutch. Iets innovatiever en ideeënrijker is KOOL-AID, een gezelschap uit Bordeaux. De gitarist is een blij ei dat een enorm arsenaal aan klanken uit zijn slaghout weet te toveren, en waar de zangert dan zijn zangpartijen op aanpast. Ja echt wel een indrukwekkende band die het ook in Nederland goed zou doen, al kunnen ze niet verbloemen goed naar Thee Oh Sees geluisterd hebben.

Van het aangekondigde solo-concert van CHARLES MOOTHART, al jaren bekend als de trouwe gitaarsecondant van Ty Segall, had ik persoonlijk geen hoge verwachtingen. Keurige jongen met keurig gewassen haar en met blosjes op de wangen. Ooit had ik eens met ‘m in De Helling een praatje gemaakt en vooral zijn gedienstigheid aan Ty viel toen op. Net zoals het geval is met anderen uit Ty’s gevolg (Ben Boye, Shannon Fay, Emmett Kelly, Mikal Cronin) verschenen er enkele soloplaten van Charles, vermoedelijk stimuleert Ty dat. Charles’ laatste plaat ‘Chaotic Shimmer,’ verscheen op In The Red en heeft verdomme een Berdien Stenberg-achtige hoesfoto. Dat bevestigt mijn vernietigende vooroordeel: met Charles Moothart gaan we de oorlog niet winnen!

Maar ho even, eerst maar eens luisteren waar hij live mee aankomt. Nou, dat valt reuze mee, ik kan niet anders zeggen. Niks geen slap gehark, de vijfkoppige band (incl toetsenist) speelt razend strak en komt overtuigend voor de dag met een lekker assertieve fuzz-attack a la Blue Cheer en Black Sabbath, maar dan een paar versnellingen hoger. Of lager, want er valt ook veel variatie in te ontdekken. Als zanger doet Charles het zeker niet slecht maar vanzelfsprekend ligt de nadruk in elk nummer op zijn flamboyante gitaarspel.

Maar eh.. dit soort muziek kenden we toch al van Ty’s platen, alsmede van diens side project Fuzz? Ja, das stimmt. Daarom durf ik deze stelling wel aan: onbedoeld laat Charles horen dat niemand anders dan hij het geheime, onbetwiste muzikale brein is achter Ty’s platen! Het verschil is echter wel dat Charles niet echt overkomt als een flitsende podiumpersoonlijkheid. Eerder als een integere rasmuzikant. Want in plaats van te keer te gaan tegen, om maar eens wat te noemen, The Donald en zijn bedenkelijke kliek blijft hij het hele optreden door de geluidsmensen aanwijzingen geven over zoiets onbenulligs als het monitorgeluid. Saaie Piet! En het Franse publiek? Dat is met hooguit een man of 100 op de been maar verstaat de kunst van het zich amuseren. Met z’n allen gaan zij gezellig uit hun bol, en dat bij alle drie de bands deze avond.

M’n laatste zaterdagmorgen in Parijs spendeer ik in de buurt van de Porte de Clignancourt. Daar is, jammer genoeg alleen in en rond de weekenden, een enorm en krankzinnig labyrint van markten en marktjes aan de gang. Werkelijk alles is er tweedehands, vintage, brocante, bric-a-brac, pre-owned, gerecycled, curiosa, antiek, of hoe je het maar wil noemen. En elke markt heeft zijn eigen naam hè. Zelf begeef ik me naar de Marché Dauphine aan de Rue des Rosiers. Op de 1e etage aldaar is een heus vinyl-marktje te vinden. Dat wil zeggen: een compleet straatje met een stuk of tien vinylhandelaars bij elkaar. Alle denkbare genres in alle denkbare ‘formats’ voor alleszins schappelijke prijzen liggen hier uitgestald. Niet slagen is hier onmogelijk! Kortom, een echte aanrader. Ja, het is een van de facetten die Parijs tot zulk een fascinerende grootstad maakt!

Mooie rommelmarktvondst en tevens een mooi souvenir de Paris!

Comments

comments