Ik geef het meteen maar toe: een concert hoeft soms nog maar amper begonnen te zijn of dan begint het al te jeuken. Als een hitsige poolvos sta ik dan te loeren naar dat lekkere ding dat daar uitgespreid voor de voeten van de bassist ligt. Voor een buitenstaander wellicht niet meer dan een vodje papier, maar voor de liefhebber is het het heiligste der heiligdommen: de setlist!
De band in kwestie heeft er zelf met een viltstift, voorafgaand aan het concert, opgeschreven welke nummers ze van plan zijn te gaan spelen. Elk bandlid kent de nummers natuurlijk dus achten ze het meestal niet nodig de volledige titels te noteren. Een enkel woord voldoet. Meestal een kernwoord uit een songtitel zodat allen onmiddellijk begrijpen welke song er bedoeld wordt. Soms zie je er ook wel eens een onbegrijpelijke inside joke opstaan, of een korte omschrijving van een beginakkoord (B-E-G bijvoorbeeld) zodat de gitarist niet meer hoeft na te denken hoe dat nieuwe nummer ook alweer begint. Soms staat er ergens onderin zo’n lijst een enkele streep tussen twee songs door getrokken, als teken om aan te geven dat de songtitels die daaronder staan als toegift bedoeld zijn. Pijnlijk kan het zijn als een band die als toegift bedoelde liedjes niet speelt, gewoon omdat het publiek daar niet om vraagt.
‘I recall seeing the Pope, Pontiac 1987…’
Tijdens een concert zou niemand uit het publiek het in zijn hoofd halen dat vel papier aan te raken, laat staan het onverhoeds bij zich te steken. Maar vanaf het moment dat een concert afgelopen is veranderen de zaken op slag. Plotseling is het kleinood dat daar ligt een verweesd onderdeeltje van de popgeschiedenis geworden, terwijl het tegelijkertijd het ernstige gevaar loopt om door een achteloze roadie in propvorm weggemikt te worden. Op dat moment is snelle actie benodigd. Enige listigheid en behendigheid kan plots van cruciale betekenis zijn, ook omdat er geheid meer kapers op de kust zijn. Zodra een band zijn hielen gelicht heeft is het dan ook zaak om met een katachtige beweging zo’n vel weg te grissen. Je pakt het, je bekijkt het even snel terwijl je een voldane glimlach even niet kan onderdrukken. Dan hervindt je je zelfcontrole…. Je vouwt het zorgvuldig op en doet wat je eigenlijk al aan het begin van het concert had willen doen: je stopt het vervuld van tevredenheid in je binnen- of kontzak.
Dé veiliggestelde setlist van dit afgelopen weekend werd opgeraapt in Rotown en is afkomstig van de Detroitse band Protomartyr. Heavy shit die groep. Het is grotestadsmuziek, een doomy sound die het midden houdt tussen Joy Division, Stooges, The Fall, Eagulls en (wie kent ze nog?) Hedda Gabler. De nummers van Protomartyr lijken flink op elkaar, allemaal even gekweld, verbeten en lelijk. Maar juist dat repeterende en knauwende voortjakkeren maakt dat een optreden van hen op den duur iets verslavends krijgt.
Optisch middelpunt tegen wil en dank is zanger Joe Casey. In het dagelijkse leven schijnt hij gewoon portier te zijn. Maar zie hem daar staan op het podium: hij ziet eruit als het eigenzinnige broertje van David Cameron. Type ruitjesbloes met colbert en afgetrapte Schoenenreusschoenen. Zo staand met in zijn ene hand een blikje bier en met zijn andere hand in zijn zak, lijkt hij er vooral niét bij te willen horen. Hij kijkt er ook bij alsof hij er nog steeds verbaasd over is dat ze uitgerekend hém gevraagd hebben om in dit bandje te komen zingen. En, ook niet te geloven, dat ze nu alwéér voor een bomvolle zaal staan. Maar ondertussen wel mooi met een bezeten intensiteit zijn doorleefde poëzie uitspuwen, ook dat is Joe.
Het mooiste is: niet alleen de band Protomartyr is van uitzonderlijke klasse, ook hun setlist is er eentje om in te lijsten. Geschreven met dikke zwarte viltstift op wit A3-papier, een droge opsomming met alleen maar steekwoorden. Geen poeha, geen gimmicks, geen overbodige frutsels, geen kouwe computerprints. Protomartyr: mannen naar mijn hart.
(some pics by FP)
0
One thought on “Setlist-fetishisme bij Protomartyr”