Sinéad O’Connor: een rehabilitatie

In de krant zag ik dat er diezelfde avond om 23 uur op NPO2 een documentaire over Sinéad O Connor te zien was. Zou ik die gaan bekijken? Ik moest flink graven maar uiteindelijk bleek ik rechtsaf bij de eerste joint, naast John van Loen en net boven The Catcher in the Rye van J.D. Salinger nog enige herinneringen te bewaren aan dit kale zangeresje uit Ierland. Ik zal een jaar of zeventien zijn geweest dat ik me bij Kroese in Nijmegen de elpee The Lion and the Cobra had aangeschaft. Wat mij tot deze aankoop bracht weet ik niet meer precies. Wellicht was het een aanbeveling van de VPRO of de OOR. Misschien ook volgde ik een onnavolgbare puberale logica die mij influisterde dat Sinéad wel goed moest zijn omdat ze uit dezelfde stad kwam als Gavin Friday en U2, een door mij in die jaren nog zonder schaamte gewaardeerde formatie. Hoe dat ook zij, ik voegde The Lion and the Cobra toe aan mijn groeiende collectie en beschouwde de elpee volgens mij als een best geslaagde aankoop. Grijs draaide ik haar niet, maar ik meen mij niettemin te herinneren dat liedjes als Troy en Mandinka hun weg hebben gevonden naar enkele verzamelcassettes. Ik besloot dus de slaapmuts te verruilen voor de stoute schoenen en vlijde mij om 23 uur stipt neer op de sofa voor een uurtje nostalgie.

In het uur dat volgde ging er veel door mij heen. Een kleine greep:
-Kaal stond haar goed;
-In Tua Nua ja, die had je ook,;
-Wat is er toch gebeurd met Jan Douwe Kroeske?
-Troy is echt een goed nummer;
-Is het nu Sje-Niet of Sje-Neet?
-I will walk in the garden. And feel religon within; mooie tekst
-Hoe klinkt de Prince versie van Nothing Compares 2 U ook al weer?;

Maar al deze gedachten werden gaandeweg steeds meer weggedrukt door een gevoel dat nog het best kan worden getypeerd met het woord schaamte. Wat is Sinéad toch een onrecht ongedaan! Wat hebben we haar ongenadig in de steek gelaten! En dan bedoel ik niet in de laatste plaats mijn eigen persoontje. Zoals wel meer muzikale snobs heb ik Sinéad na The Lion and the Cobra keihard laten vallen. Was ze te populair geworden (en dus niet meer interessant)? Was het die wat pathetische traan in de videoclip van Nothing Compares 2U die maandenlang niet van het televisiescherm af te branden was?
Wat ik daarna nog van haar vernam kon mij ook niet bepaald overtuigen van mijn ongelijk: allerlei überpolitieke statements, muzikaal pamfletisme en veel geschreeuw over door haar gesignaleerd onrecht. En dat in een tijd dat we blij waren dat we van al dat politieke gedoe af waren. Ik noem in dit verband de naam Fukuyama en je weet waar ik op doel.

Nee, Sinèad was hooguit nog voer voor hooghartige spot. En ik sluit niet uit dat ik ook een duit in het zakje van voortgaande demonisering heb gedaan; hier laat mijn geheugen mij gelukkig in de steek. Want als één ding uit deze documentaire blijkt, is dat Sinéad haar tijd gewoon ver vooruit was. Niet alleen was ze de klokkenluider van het katholieke misbruik, maar ook een pionier van de MeToo-beweging, van het non-binaire denken en van Black Lives Matter. Als een van de weinigen voelde ze toen al aan dat Operation Desert Storm niet een spannende televisieoorlog was, maar de oercatastrofe van de moderne tijd. En al in de jaren negentig wist ze wat het was om gecanceld te worden.

Natuurlijk kun je zeggen dat ze het zichzelf heeft aangedaan, dat ze zich beter op haar muzikale carrière had kunnen richten die stevig in het slop was geraakt. Ze was net als Nina Simone voor haar in de valkuil die activisme heet gestapt en daarvoor hard gestraft (terzijde: zou Nina Simone in de tijd dat ze in Nijmegen woonde ook wel eens bij Kroese zijn geweest?).
Ik beluisterde The Lion and the Cobra nog eens, en nog eens en nog eens. Ik gunde ook haar overige werk een kans, waarin echt wel lichtpuntjes te vinden zijn. Op Youtube bekeek ik haar indrukwekkende optreden op Pinkpop in 1988, een klein iel vrouwtje dat met haar stem en acoustische gitaar het hele festivalveld vulde.
En ik maakte inwendig mijn excuses aan Sinéad.

Niet dat ze daar van onder de indruk zal zijn, want ze heeft inmiddels rust gevonden in de islam. Als de berg niet naar Sinéad komt, gaat Sineád wel naar Mohammed, zal ze hebben gedacht. We kunnen de islam in navolging van Houellebecq natuurlijk ‘de meest debiele religie van allemaal’ noemen, maar dat doen we hier toch maar niet. Niet zozeer omdat we geen problemen willen op de Kettingzaag-redactie. En ook niet omdat de competitie om de eretitel debielste godsdienst moordend is. Maar toch vooral omdat we dit keer wel Sinéads keuze respecteren.

0

Comments

comments