We zijn maar verwend in Utrecht. Wekelijks komt er de ene na de andere muzikale grootheid gewoon in ons eigen muziekpaleisje spelen. Het is een waarheid die je bijna zou vergeten als je teveel luistert naar zuurpruimen die maar zeuren over wat dat dan wel niet kost “van hun belastingcenten”. Neem nou gisteravond. In de Grote Zaal doet Camel zijn progding, in Hertz zingt een wereldberoemde Utrechts close-harmonykoor, terwijl in de Pandora niemand minder dan de gebroeders Mael a.k.a. Sparks te zien zijn. In Utrecht doen we het niet voor minder dan legendes. Iedere week weer.
Over Camel gaan we het verder niet hebben hoor. Behalve dan misschien dat het fanatisme van de fanschare ons opviel. Ruim twee uur voor aanvang van het concert zat er al een flinke delegatie middelbare drumsololiefhebbers in stemmig gekleurde bandshirts voor de deur van de grote zaal te wachten op het moment waarop de poort openging en zij zich als opgewonden tienermeisjes tegen de hekken voor het podium konden duwen. Na afloop in het café van Tivoli zagen we ze weer, nu in kleine groepjes de belevenissen van hun avond navertellend en nabootsend, hetgeen gepaard ging met nogal wat luchtdrummen, luchtgitaarspelen en luchtbassen.
De legendarische Sparks
De redactie van De Kettingzaag kwam natuurlijk voor Sparks. En waar de kalende vijftigers niet aan te slepen waren bij Camel, was de fijnbeneusde en misschien wel té verwende muziekliefhebber tot onze verrassing gewoon helemaal vergeten om een kaartje voor de band van de gebroeders Mael te kopen. Dat was even slikken voor Tivoli. In januari van dit jaar kondigde de directie juichend aan Sparks gestrikt te hebben voor een optreden in de grootste zaal (inderdaad, de Ronda). Gisteren liet diezelfde directie ons per sociale besmuikt weten dat het concert verplaatst was naar het veel kleinere Pandora.
Dat bericht riep bij ons tegenstrijdige emoties op. Enerzijds biedt de Pandora natuurlijk ruimte om nog dichter in de buurt van de legendarische gebroeders Russel en Ron te zijn. En dat is goed nieuws. Anderzijds schaam je je toch een beetje voor je landgenoten met hun beperkte muzieksmaak. Ga maar na: waar Sparks in alle Europese landen zonder uitzondering kan rekenen op volle zalen in de Rondaklasse, trekt de enige Nederlandse show nog niet eens een derde van het publiek dat Camel op de been weet te brengen. Extra pijnlijk is nog dat er blijkbaar geen enkele band gebruik wilde maken van de mogelijkheid die Sparks bood om in hun voorprogramma te spelen. Ongelooflijk vind ik dat eigenlijk. Je zou verwachten dat iedere beginnende band in de wijde omtrek van Utrecht daar een moord voor zou doen. Niet dus. De wereld zit soms vreemd in elkaar als je erover gaat nadenken.
Splinternieuw werk van een band die nooit is weggeweest
Uit een kleine enquête die ik in bevriende kringen heb uitgezet was mij overigens al gebleken dat de bandnaam Sparks niet bij iedereen de juiste bellen doet rinkelen. Bij personen onder de veertig zorgt het noemen van de naam vooral voor vraagtekenogen. Personen boven de veertig roepen zonder uitzondering na twee seconden bedenktijd: “Ah! This town ain’t big enough”. Ja, dat kennen ze wel van de Top 2000. Leo Blokfluit is altijd zo lyrisch over dat nummer en weet er menig zelfgegoolged wikipediafeitje over te vertellen aan Matthijs. Dat de band twintig andere albums heeft gemaakt sinds het verschijnen van de plaat waar dat nummer op staat is in Nederland een goed bewaard gebleven geheim gebleven. Dat de band in vijftig jaar dat ze bestaat menig Veel Grotere Naam heeft beïnvloed door hun combinatie van stijlvariatie en constante coolheid en awesomeness ook. Of je het nu aan Freddy Mercury vraagt (bij wijze van spreken dan hè), of aan die gasten van Pet Shop Boys, of aan Bryan Ferry, of aan die jongens van Franz Ferdinand, of aan Morrissey, allemaal zullen ze in koor roepen te willen zijn als Ron en Russel Mael. Maar laten we het maar positief bekijken. We kunnen constateren dat zich gisteravond in de Pandora de vijfhonderd Ware Muziekliefhebbers van Nederland hadden verzameld die dus wel van de hoed weten alsmede van de rand. Het puike puntje van het neusje van de zalm die muzieksmaak heet zeg maar.
Maar hoe groot of klein de zaal ook was, ook in Utrecht geldt het gezegde dat iedereen in de entertainmenthoofdstad van de wereld en niet toevallig de geboorteplaats van Ron en Russel Mael (ik heb het over Los Angeles) op de lippen ligt: the show must go on. Even slikken en weer doorgaan, zoals gevoelsmens M. Borsato zo mooi kan zeggen. En de show ging natuurlijk ook gewoon aan. En hoe! Van opener What The Hell Is It This Time? (een nummer waarin een vermoeide God zich over de almaar zeurende mensheid beklaagt) van de jongste plaat tot de stuiterende sluiter Amateur Hour (een klassieker uit 1974) nam de band ons mee langs een staalkaart van de vele stijlen en spitsvondigheden uit hun vijftigjarige historie.
Om hen daarbij te begeleiden hebben de heren Mael een band gerekruteerd die bestaat uit vijf frisse jongens die tezamen vele jaren jonger zijn dan de twee broers bij elkaar opgeteld. Dat was maar goed ook, want wie de muziek van Sparks een beetje kent weet dat het muziek voor jonge mensen is. Geen gemakzuchtig langdradig gesoleer met veel noten uit de losse pols. Daarvoor ga je maar naar Camel. Nee, nummers van Sparks zijn puntig, doelgericht, vliegen onverwacht uit de bocht, laten je alle hoeken van de kamer zien en blijken uiteindelijk toch een goed herkenbare kop, romp en staart te hebben.
Ron’s dansje (overigens niet tijdens genoemd nummer, maar tijdens The Number One Song In Heaven)
De band kon alles met soepel gemak en vanuit een prettig dienende houding aan. Van de minioperettes van Kimono My House en Propaganda tot de Moroderklassiekers van No. 1 In Heaven en van obscure 80s “hitjes” (Change) tot de instantmeezingers van Hippopotamus uit 2017, het klonk allemaal als de spreekwoordelijke Zwitserse klok. En Russel en Ron hadden alle ruimte om in de juiste mate te shinen. De inmiddels bijna zeventigjarige (!) Russel door gewoon alle noten te halen en de ideale charmante frontman te zijn. De drie jaar oudere Ron (met inmiddels grijze Hitlersnor) door de archetypische ondoorgrondelijke keyboardspeler te zijn die hij is. Een pose die hij tijdens The Number One Song In Heaven even doorbrak door omstandig zijn roze stopdas af te knopen en een parmantig dansje te doen. Dat doet hij natuurlijk avond aan avond, maar gisteren deed hij het wel mooi speciaal voor ons!
Eigenlijk was het allemaal alweer veels te snel afgelopen. Maar het besef dat we toch maar eventjes in het surreële universum van twee van de grootste muzikale geesten op aarde hebben mogen vertoeven bleef bij ons. En alsof er grotere machten mee speelden bleven zich de hele verdere avond allerlei vervreemdende taferelen aandienen. Van cafépubliek dat zich plotseling in engelachtig samenzang verhief (het bleek zanggroep Dekoor die hun concert in het café voortzette) tot andere concertbezoekers die doodleuk bij de DJ biertjes gingen bestellen en platen ging aanvragen bij de jongens en meisjes van de vestiaire. Op de fiets naar huis zag ik overigens ook nog wat vervreemdende dingen, maar dat wijt ik volledig aan de bijeffecten van de biologisch gebrouwen IPA die de kastelein van Tivoli schonk. Die mannen van Sparks kunnen daar niks aan doen, hoewel ze er natuurlijk wel een keer een leuk liedje over zouden kunnen maken.
2