Nog maar jochies waren het toen ze in november 2016 hun Nederlandse podiumdebuut beleefden bij OT 301 aan de Overtoom. Mike d’Addario was 19 toen en zijn broertje Brian was pas 17. Het muzikale talent spatte er destijds aan alle kanten van af, zoveel was wel duidelijk. De kwestie was meer: hoe kanaliseer en doseer je al die onstuimigheid en speelsheid in zoiets als goeie popsongs? Het leidde op het podium tot grappige momenten want Brian moest af en toe ingetoomd worden, dan werd hij door zijn broer en andere bandleden even bestraffend toegesproken en op zijn plek gezet. Banddiscipline, aan die term moest die kleine duidelijk nog effe wennen.
Hun debuutplaat ‘Do Hollywood’ kwam in diezelfde periode uit, een mieterse plaat die bol stond van ideeën, vindingrijkheid en speelplezier. Inmiddels zijn we een pandemie en drie LP’s verder, hun nieuwste plaat ‘Everything Harmony’ is net een paar weken uit. Het is een mooi, evenwichtig en ingetogen ding geworden waarbij -en dat is wel een constante bij deze Amerikaanse band- sixties en seventiesinvloeden zoals die van The Byrds, The Zombies, The Beach Boys, Badfinger, de vroege Queen, Todd Rundgren en Big Star steeds boven komen drijven, zonder dat het op enig moment echt retro gaat klinken.
Op de eerste avond van een Europese tournee mogen de boys (op prime time op de zaterdagavond in de Grote Zaal van Paradiso) eindelijk weer eens hun kunsten komen vertonen. En nog steeds zijn het jonkies hè. Bij The Lemon Twigs waan je je al snel in een montessori speeltuin waar schommels en klimrekken zijn ingeruild door gitaren en drumstellen. De boys (onze twee helden plus twee vriendjes, een bassist/toetsenist en drummer) huppelen driftig heen en weer en wisselen met verbluffend gemak van instrument, ondertussen het ene pareltje na de andere uit de mouw schuddend. Vierstemmige zang? Voor hen geen enkel probleem! ‘Wat denken jullie dat mijn favoriete album van The Beach Boys is?’ vraagt Mike aan zichzelf (rumoer uit de zaal) ‘Nee Pet Sounds is het niet’ (weer rumoer uit de zaal) ‘Nee Surf’s Up is het ook niet. Het is … Holland!’ (gejuich uit de zaal). Vriendjes maken was nog nooit zo gemakkelijk.
De laid-back sfeer van hun laatste plaat vertaalt zich op de planken van Paradiso naar glamrock-achtige powerpop of ‘baroque glam.’ Dat wordt ook wel onderstreept door hun voorkomen. Hun kapsels en 1974-outfits (dasje om, spencertje) lijken een speelse knipoog naar de tijd dat bands als Hello, The Arrows en Milk n Cookies een luchtig tegenwicht boden aan de uiterst vermoeiende prog- en hippieshit die in die tijd gaande was. Als het optreden op zijn eind is komen ze, en dat is vanwege het strakke tijdschema een zeldzaamheid bij London Calling, zowaar terug voor een toegift. Een sprankelende en loepzuiver gezongen cover van ‘I’ll Feel A Whole Lot Better’ van The Byrds krijgen we voorgeschoteld. Wow, wat een band, kippenvel!
Okay. En was er verder nog wat te doen bij London Calling? Ja man, dat kan bijna niet anders want over twee dagen verspreid spelen er maar liefst 34 (!) bands/acts. Alles zien is onbegonnen werk, al is het alleen al vanwege de almaar bomvolle Kleine Zaal. Toch een kleine greep uit het aanbod:
Allereerst THE TUBS want na hun ietwat fletse en bleue pre-party show in Cinetol op de donderdagavond is er op vrijdag kans op een herkansing, met als extra handicap dat ze al om 18.40 uur moeten aantreden. Maar hey kijk nou, ze herpakken zich wonderwel, Het geluid van de Kleine Zaal is aanzienlijk beter, de jongens hebben zich goed aangekleed nu en ze hebben er ook duidelijk zin in. Ze staan er dit keer wat assertiever in, zogezegd. Wel jammer is het dat, vanwege wat technische probleempjes, de backing vox van de drummer nu ontbreken. Zanger Owen Williams moet het nu in zijn eentje zien te rooien. Een voor mij nieuw nummer ‘One More Day’ (of zoiets) wordt ingezet, door hem prachtig en uit volle borst gezongen. Door mijn oogharen heen kijkend denk ik even een jonge Pete Shelley te ontwaren, helemaal uit de tijd dat zijn haar wat langer was en zijn pop-ambities hoog. Ik wil maar zeggen, van The Tubs zijn we nog lang niet af!
Flutbands spelen er ook op London Calling. De zangeres die door het leven gaat als BLONDSHELL bijvoorbeeld is helemaal ingevlogen uit LA maar uit niets blijkt wat hier nou zo bijzonder aan is. Een jonge en knappe verschijning is zij zeker, maar wat zegt dat nou? Ze heeft duidelijk zanglessen genoten maar die hebben haar duidelijk weinig gebracht, want af en toe vliegt ze flink uit de bocht. Haar begeleidingsband is al net zo jong als zij, ze brengen doorsnee conventionele gitaargedreven poprock, van het soort dat we bijvoorbeeld kennen van Gwen Stefani in haar No Doubt-periode, maar dan aangevuld met wat snufjes hippe queerness en een toefje Madonna. De NME vindt het geweldig, maar wat zegt dat nou? Meer iets voor Pinkpop misschien, ooit.
Radicaler is de meidenband CUMGIRL8 met hun punky ‘art-project.’ Ze komen uit Manhattan, New York City verkondigen ze met enig aplomb, wat meteen de vraag opwerpt of het rijkeluiskinderen zijn ofzo, want normale mensen kunnen het zich niet veroorloven om daar te wonen. De vier dames doen de bandnaam eer aan en gaan schaars gekleed hetgeen een hoop bekijks trekt, ja hier en daar is zelfs een blote tiet zichtbaar. Met hun rommelige en daardoor lastig te duiden maar beslist opruiend bedoelde synth-punk zijn ze er duidelijk op uit om deze Europese tent eens goed op stelten te zetten. Maar ja, alles staat of valt met goeie, pakkende liedjes en die hebben ze niet. Jammer maar waar. Geef mij maar Peaches!
Wel weer een leuke verassing zijn Sol, Luke en Harry, zij vormen het bandje BILK uit Essex. Niet echt origineel maar wel uiterst effectief maakt dit jonge trio gebruik van de simpele middelen die hen ter beschikking staan: twee gitaren, een drumstel en een zangmicrofoon. Een mix van Arctic Monkeys en The Streets, zegt het programmaboekje. Ikzelf hou het op een soort serieuze Toy Dolls. De gezonnebrilde zanger Sol praatzingt zich in een snel tempo (je ziet, het woord ‘rappen’ vermijd ik hier zorgvuldig) door de liederen heen. Vrolijkmakende, hoekige riffs maken het plaatje af en zetten de zaal in een mum van tijd in vuur en vlam. Knap!
Uitkijken was het naar de return of RON GALLO. De gitaarrocker met de karakteristieke krullenbol zagen we een jaar of vijf terug al eens aan het werk bij het Eindhoven Psych Fest. Toen al liet hij blijken veel meer zijn mars te hebben dan louter rudimentaire garagerock, en hoera, nu brengt hij dat dan verder in de praktijk. Zo durft hij het zomaar aan om zijn undergroundhitje ‘It’s All Gonna Be Okay’ een complete jazz make-over mee te geven. Best wel gewaagd, ook omdat dat nummer geheid een mooie uitsmijter was geweest. Ook zijn ‘begeleidingsband’ bestaat uit louter puike muzikanten. Opmerkelijk is dat de bassiste het hele optreden door op een kruk zit want de pechvogel heeft d’r rib gebroken, vertelt Ron.
De laatste jaren maakt het genre ‘dance’ steeds meer deel uit van London Calling. Bij de voordeur bij de portier zie je het uitvloeisel daarvan terug: het ‘gewone’ publiek stapt tegen twaalven op om langzaam maar zeker plaats te maken voor een danslustig nachtpubliek. En dat heeft weer alles te maken met de programmering want dance-acts sluiten London Calling de laatste jaren steevast af. Een ‘slachtoffer’ van dit beleid is JOE UNKNOWN. Deze jonge Brit had ik vooraf hoog op mijn wenslijstje staan. Zijn felle, even poëtisch als grappige aandoende rants gecombineerd met aanstekelijke beats, samples en loops maken het een soort éénmans-Sleaford Mods maar dan zonder stramme heupen. Zijn nummer ‘Ride’ is geweldig, alleen al vanwege het inventief gesamplede basloopje uit The Damned’s punkklassieker ‘Neat Neat Neat.’ Maar helaas, in de Grote Zaal staat hij vrijdagavondlaat ge-miscast als man die het publiek koste wat kost aan het raven moet krijgen. Met een knetterend dwangbuisvolume en een galmbak aan teringherrie als kompanen vallen alle nuances weg en zijn zijn teksten totaal onverstaanbaar. Nee, op deze manier slaat dit nergens op.
Een band die ‘hot’ is momenteel is HEARTWORMS, de UK-band rond de stijlvolle zangeres Jojo Orme. Al eerder bij ESNS in Groningen waren ze een hit, en inmiddels staan deze perslievelingetjes al voor diverse zomerfestivals geboekt, zoals bij Down The Rabbit Hole. Het is broeierige synth-new wave wat ze brengen, waarbij de term ‘gothic’ nooit ver weg is. Op mij persoonlijk komt deze muziek nogal gekunsteld over, en op het podium blijkt het bovendien voor een flink deel pre-recorded. En de theremin die ze bespeelt is natuurlijk niet meer dan een geinige gimmick. Maar het moet gezegd, een paar nummers springen eruit. Op de momenten dat het allemaal wat minder pompeus is en wat meer ingetogen is deze band op zijn best, of zij het nou op een crowdsurfen zet of niet. Hm, waar doet deze muziek nou ook alweer aan denken… Lena Lovich hoor ik een gast achter me zeggen, hallo hallo kent iemand háár nog?
Een interessante nieuwe rockband is ENUWCLAW, al is het alleen maar omdat drie black brothers er deel van uitmaken. Ze zijn afkomstig uit Tacoma, Washington maar vernoemden zich naar een ander stadje daar in de buurt, allebei zuidelijk van Seattle gelegen. Op hun debuutplaat zijn het de slepende Dinosaur jr-achtige vokalen die het ‘m doen, J. Mascis en zijn mannen lijken van flinke invloed te zijn. Momenteel zijn ze op tournee door (grotendeels) de UK en (een beetje) door Europa, vaak met The Tubs als voorprogramma. Het zijn best wel lefgozertjes want al lang voordat ze een plaat uithadden liepen ze overal rond te bazuinen dat ze de geweldigste band ter wereld willen worden. Niks mis met dergelijke grootspaak natuurlijk mits dat in de praktijk ook waargemaakt wordt.
Maar ja, dat is dan wel buiten de akoestiek van de Grote Zaal gerekend want een amorfe bak tyfusherrie is wat we krijgen, alle nuances vallen wederom weg. De nadruk ligt op een wederom beukend volume waardoor de karakteristieke zangpartijen ondergesneeuwd raken en geen enkele kans maken om gehoord te worden. Met datzelfde manco kampen meer bands die in de grote zaal spelen. Op zaterdag bijvoorbeeld DEADLETTER en ook GURRIERS. Allebei bepaald niet de minsten. Gurriers uit Dublin waren met hun typerende, heerlijk vette baspartijen nog geweldig toen ze afgelopen oktober in hetzelfde gebouw speelden bij het 10 Jaar Indiepas-fest. Maar dat was in de Kleine Zaal, nu verzuipen ze gewoon in een allesverstikkende geluidsbrij. Heel betreurenswaardig dit, het zou de organisatie van London Calling sieren als ze het bijna dwangmatig willen wegblazen van hun hooggeëerde publiek eens resoluut opzij zouden zetten. Maar aan de andere kant is het wel weer mooi dat er opvallend veel jeugd op London Calling afkomt, dus kennelijk doet men toch iets goeds. I rest my case.
0