Foutje, bedankt! Als ik op Dag 1 van Left of the Dial (tevens Dag 239 van de invasie) om klokslag 19.00 uur kwiek voor de deur van locatie ‘Time Is The New Space’ aan de Schiekade sta om het Nederlandse podiumdebuut van MUSH mee te maken, blijkt die verrekte toegangsdeur maar niet open te gaan. Na een kwartiertje wachten komt er een bedremmeld kijkend heerschap naar buiten om het kluitje wachtenden toe te spreken. ‘Het spijt ons heel erg, maar het restaurant hiernaast pikt de geluidsoverlast niet. De optredens van MUSH en ook alle andere optredens op deze plek kunnen helaas niet doorgaan. Ze zullen worden verplaatst.’ Als hij snel weer aanstalten maakt om terug naar binnen te keren wordt hij op zijn schouders getikt: de meeste wachtende hebben niks van zijn woorden begrepen want zij zijn Engelstalig…. Gedwee legt hij het nogmaals uit…
Tsja, dit zijn zo de charmes van Rotterdamse meest ambitieuze garagefestival, zullen we maar zeggen. Onstuimige groei gaat tenslotte onvermijdelijk gepaard met groeistuipen. Meer dan 100 bands spelen er deze drie dagen, verdeeld over een stuk of 15 à 25 (het is maar hoe je het bekijkt) locaties, voor het eerst nu ook met De Doelen daarbij. De meeste bands doen twee of meer optredens, dus circa 220 optredens is dan het resultaat. Dure grap? Ja voor de organisatie misschien maar niet voor de bezoeker. Tussen twee optredens door heb ik het eens zitten uitrekenen: bij Albert Heijn kosten een appel en een ei tezamen circa 1 euro. Bij Left of the Dial kost een passe partout 45 euro, dus gedeeld door 220 betekent het dat een optreden daar 0,20 eurocent kost. Een concert bij LOTD kost dus omgerekend slechts een vijfde deel van een schijntje. En de mensen maar zeiken over inflatie!
Net als voorgaande jaren bij LOTD valt op dat het leeuwendeel der optredende acts uit de UK afkomstig is. Effe tellen maar weer: maar liefst 61% ! Nuchter beschouwd kun je dus wel stellen dat alternatief Brittania de kurk is waar LOTD op drijft. Yep, wij hier in Holland denken misschien dat we met Idles, Sleaford Mods en Fontaines DC leuk in kaart hebben van wat daar zoal aan postpunk bands vandaan komt, in wekelijkheid is dat niet meer dan the tip of the iceberg. Uit elk kutdorpje, ja uit elke buitenwijk van elk kutdorpje van Engeland lijkt tegenwoordig een stortvloed aan topacts te komen, iets anders kan ik er ook niet van maken. Help, de duivel schijt Britse bands!
Eentje daarvan heet THE WIFE GUYS OF REDDIT. De zangert lijkt een studie te hebben gemaakt van John Dwyer van Thee Oh Sees, want zowel zijn gitaarspel als zijn zang als zijn ‘stage antics’ lijken afgeleid van Het Besnorde Fenomeen uit San Fransisco. Maar toch, deze band uit Glasgow springt er toch uit. Met een vrouwelijke rythmesectie en een assertief orgeltje hebben ze genoeg eigen porum/geluid, en spelen met dynamiek kunnen ze ook als de besten. En verder denk ik maar zo: King Gizzard en zijn Lizard Wizards zijn ook ooit begonnen als na-apers van diezelfde Oh Sees en kijk eens waar die nu staan.
In een onvervalste garage/rock ‘n’ roll-party ontaardt het optreden van de meidenband GHOST CAR. Het zijn oude bekenden van ons want nog geen vier jaar geleden waren wij eens met zijn vieren naar Londen gevaren om daar gevieren het leven te vieren. Zodoende kwamen we toen terecht in de Victoria in de wijk Dalston (niet meer dan een zaaltje achterin een pub). Er was daar een Burger Records-avond gaande en voor een handjevol mensen speulde toen deze Spaans /Engelse band (die overigens geen aanwijsbare connectie had met Burger). Bijzonder aan ze was, afgezien van de twee Spaanse furies, dat een toetseniste vaardig de theremin bespeelde. Nog goed herinner ik mij dat zij na afloop helemaal blij verrast waren dat ik het lef had om na afloop zomaar een plaat van ze kopen. Maar dat was begin 2019 en nu is het al zowat 2023, en zie: Ghost Car maakt zijn Nederlandse debuut bij Left of the Dial! De theremin is gelukkig gebleven maar de twee señoritas zijn inmiddels vetrokken (Brexit waarschijnlijk?) en hebben plaatsgemaakt voor meer volkseigen muzikantes. Vanavond zien de ladiez er lekker dellerig en opgedirkt uit, zoals alleen Engelse wijven dat kunnen. De charmante pop van destijds heeft plaatsgemaakt voor fellere en meer aanstekelijke glampowerpoppunk, helemaal in de traditie van bands als Kleenex en The Runaways. Zaal op zijn kop, goeie party-band, gaat dat zien!
Dan KYOTO KYOTO uit Bristol. Het is een soort experimentele speedcore wat deze band ten toon spreidt, uiterst stoer maar dan wel aangevuld met een lieftallige celliste en dwarsfluitsite. Op papier een onmogelijke combinatie maar op het podium werkt het wonderwel. Brenda Stenberg die tot Slayer toegetreden is waarna ze zich gezamenlijk op het repertoire van Frans Zappa storten, zo ongeveer klinkt Kyoto Kyoto. Hearing is believing, het is sowieso hoogst origineel!
Helemaal aan het eind van de avond van Dag 1 vindt het optreden van MUSH alsnog plaats. In zaal Roodkapje is voor hen een plekje vrijgemaakt. Als ze om 23.30 uur het podium opstappen kijken ze er een beetje beteuterd bij want slechts een man of 20 is op dit late (?) uur nog op de been. De zanger beklaagt zich erover dat ze verdikkeme eerst niet móchten spelen en nu staan ze, zoals hij dat zo mooi zegt, ‘in the graveyard shift where everyone has gone to sleep.’ Beetje knullig van de organisatie en best wel lullig voor hen, maar uiteindelijk vooral jammer voor de wegblijvers. Want MUSH is een klasse apart. Op hun zeer puike debuutabum ‘Lines Redacted’ was nog goed hoorbaar dat er mosterd gehaald werd uit de oude NYC-punkscene. Gitarist Steven Tyson bleek met zijn zeer karakteristieke gitaarpartijen beïnvloed door het spel van Television en de band van Richard Hell (met name door gitarist Robert Quine) en zanger Dan Hyndman klonk met zijn wat zeikerige stem als een kruising tussen Tom Verlaine en Daffy Duck. Maar begin 2020 gebeurde er iets vreselijks, genoemde gitarist overleed ten gevolge van iets dat wij op zijn Hollands gewoon zelfmoord noemen. De klap was enorm natuurlijk, maar het mooie was dat de band veerkracht toonde en ook (daardoor wellicht) artistiek meer de diepte in ging, getuige hun nieuwe plaat (die ik nog eens goed moet beluisteren hoor). In Roodkapje blijkt eens te meer dat Mush een op het scherpst van de snede spelende indie-band is. Behoorlijk gedisciplineerd, degelijk, gedreven en professioneel komen ze over, waardoor de gedachte zich opdringt dat deze band eigenlijk een maatje te groot is voor LOTD. Maar geen nood, volgende week staan ze al op London Calling. Wat ik je brom, je zal zien dat ze daar in Paradiso goed op hun plek zijn en alsnog gaan gloriëren!
Gaan we over naar Dag 2 van Left of the Dial, de vrijdag.
HOLIDAY GHOSTS is alweer zo’n perfecte Britse popband. Gewoon vier lads uit Cornwall die snaren plukken alsof hun leven ervan afhangt en zingen als nachtegaaltjes, aangevuld met een donkerharige schoonheid op drums die ook al meezingt. En met een bassist die sprekend lijkt op Rinus Gerritsen want die heeft precies zo’n basgitaar. Gadverpielekes, wat een goeie band is dit! The Kinks, Alex Chilton en The Nerves, dat zijn volgens henzelf de relevante referenties.
Terwijl ik me vergaap aan de Holiday Ghosts moet ik onwillekeurig even terugdenken aan die duistere en schier eindeloze periode van pakweg 1985-2010 toen Britse bands steevast quasi-nonchalent doch immer duur gekleed, gekapt en geschoeid voor de dag kwamen. Vaak met een arrogantie van hier tot Tokyo en immer vergezeld van veeleisende ‘managers’ kwamen die praatjesmakers zich hier ten lande onmogelijk en ongeliefd maken. Maar om de een of de andere reden is er de laatste jaren een enorme kentering op gang gekomen. Britse bands hebben tegenwoordig massaal dezelfde zwerverslook en diezelfde ‘coupe gehaktmolen’ als hun Amerikaanse evenknieën, steevast gecombineerd met een zelfde slacker-attitude. Een goede zaak dunkt mij, al kan die nieuwe look ook zomaar bestudeerd zijn en achteraf een trend blijken te zijn natuurlijk. We houden het in de gaten!
In het ruim van lichtschip V11, zonder twijfel het bijzonderste popzaaltje van Nederland, spelen de roughnecks van BEIGE BANQUET, ook uit de UK. Strakheid in al zijn verschijningsvormen lijkt bij dit vijftal het allerhoogste goed. Ze klinken als DEVO met een kilo coke op, Jay Reatard is er niks bij. ‘Urgentie’ is bij deze gemeneriken nog een understatement. De skinhead-bassist loert het hele optreden door vervaarlijk strak het publiek in, alsof hij wil checken of iedereen wel goed bij de les is, en een rasta-percussionist lijkt die strakheid nog eens extra te willen benadrukken. Ofwel: op het oog een zootje ongeregeld maar intrinsiek van strakke topklasse!
In Rotown, vanouds het kloppend hart van het festival, speelt THE BUG CLUB, een trio uit een niksig gehucht in Wales. Ikzelf keek er reikhalzend naar uit. Aan moderniteiten doen ze niet, de bassiste-met-schaapjeskapsel lijkt zo weggelopen uit een klassenfoto anno 1979. Vol flair en vol provinciale onschuld serveren ze een set heerlijk aanstekelijke, ouderwetse en tijdloze powerpop compleet met korte, vinnige gitaarsolootjes. Van de week ging ik hier op de Zaag nog rondbazuinen en dat ze schatplichtig zijn aan Modern Lovers en Velvet Underground, maar dat neem ik terug hoor. Bij nader inzien roepen ze meer Violent Femmes, Squeeze en The La’s in herinnering. Maar ach, wat maakt het allemaal uit, goeie pop = goeie pop en goeie pop = tijdloos.
Wel balen voor mij is het dat arme ik het hele festival door mijn geld niet kwijt kan. Veel van de optredende bands hebben noodgedwongen hun spulletjes/vinyl thuisgelaten, want vanwege die achterlijke Brexit moeten UK-bands nu bij de douane een hele papierwinkel doorlopen om dat spul het land uit te krijgen. En wie is er weer eens het kind van de rekening? Ik! Alleen ik!!!
Op Dag 3 van Left of the Dial, tevens Dag 241 van de invasie, voel ik me een kubist want nogal Braque, mijn beentjes werken niet meer mee. Maar die-hards weten: nu komt het aan op karakter tonen. Dus niet gaan nadenken nou en hup, gewoon die Intercity richting Rotjedam inspringen, in de wetenschap dat een eerste biertje aldaar wonderen doet. En inderdaad!
Na een paar muzikale dompers (in noem geen namen) is BO NINGEN in Worm een enorme opsteker. Een beginnende band kun je deze space-Jappen-met-ultralang-wapperhaar bepaald niet noemen, ze zijn meer een instituut. Op Le Guess Who bijvoorbeeld traden zij reeds meermalen op en zij die erbij waren (ikke niet) halen nog geregeld het duo-optreden met Savages in herinnering, dat schijnt een legendarische status te hebben. Niet gek dus dat de linkerzaal van Worm stampvol is. Problematisch is dat nochtans niet want in Roffa zijn ze praktisch ingesteld, er worden wat gordijnen opengetrokken zodat hopla, ook de rechterzaal erbij getrokken wordt. Slim! Verder is het helemaal spacerock à-gogo. Terwijl de minds van de bezoekers zich expanden maakt de stroboscoop overuren. Wow, wat een sfeer weten deze lui in korte tijd op te roepen! Verder onthou ik me wijselijk van commentaar want deze band kent iedereen al, ja toch?
Meteen hierna staat in Zaal 2 van Worm het Londense duo O. (dus de hoofdletter O met een punt erachter) al te trappelen om een aangename comedown te verzorgen. Twee jonkies nog, een drumster en een bariton-saxophonist. Ze maken puur instrumentele jazz-noise (ze komen dan ook uit de scene rond Black Midi) waarbij, heel maf, het baritongeluid door een bak effectapparatuur getrokken wordt. De sax kan dan zomaar als een scheurgitaar gaan klinken en begeleid door haar ratelende, ja bijna drum & bass-achtige trommelwerk klinkt het resultaat zodoende zeer bijzonder en origineel. Eén nummer is nog maar net nieuw maar een titel is al bedacht: ‘we call this song The Buttplug Gnome… out of respect.’ Leuk! Een 7 inch op Speedy Wunderground, tegenwoordig bijna het hoogst haalbare voor alternatieve bands zo lijkt het, volgt heel binnenkort.
Ook in Worm (ja, het is ’n wormvormig avondje vanavond) speelt GEO, een nieuw zij-project van Lewsberg-gitarist Michel Klein. Niet dat hij de spil van deze experimentele band is, het komt meer over als een eensgezind collectief. Met een gewoon lekker spelende slagwerker achter een elektronisch drumstel en met een staand persoon die ook al met drumstokjes in de weer is, is percussie een belangrijk element. Gecombineerd met een al even lekkere logge bas en de priemende staccato-gitaaraanslagen van Klein (wil hij vanavond soms een eerbetoon brengen aan lokale punklegendes de Rondo’s en Tandstickorshocks?) kun je zowaar spreken van een swingend geheel. Zoals heel vroeger tijdens de Ultra-jaren al bleek, is de zang bij dit soort muziek vaak de sluitpost. Vaak neemt men dan de toevlucht tot ‘Sprechgesang’ en GEO is daarbij geen uitzondering. Oftewel, daar valt nog best wel wat winst te behalen.
0
One thought on “Wat een weekend! Mijn 10 beste bands van Left of the Dial”
Comments are closed.