Nee maar, de vijftiende editie Van Le Guess Who is begonnen! Waar de donderdagavond traditiegetrouw altijd nogal een tamme bedoeling was waarbij de hele helse machine nog op gang moest komen daar is het dit jaar different cook. Bomvolle zalen en voor elke zaaldeur ellenlange rijen, zo simpel is het, het is niet anders. Dus hierbij meteen een gratis tip voor zij die nog gaan komen: zorg dat je vooraf goed weet waar je heen wil en zorg ook dat je dan steeds een kwartiertje voor aanvang ter plekke bent. Rust zal op je nederdalen en geluk zal je deel zijn! Want het aloude rondflaneren en op goed geluk zaaltjes afstruinen en je dan laten verrassen door deze of gene exoot, dat lijkt voorgoed verleden tijd.
Al vroeg in de avond staat er in Ekko iets bijzonders te gebeuren. De bassist van het New Yorkse noiserock instituut A Place To Bury Strangers is uit die band gestapt en voor zichzelf begonnen. DION LUNADON heet hij, hij maakt nu zijn solo-NL-podiumdebuut. Vermoedelijk heeft hij het helemaal gehad met de zwaar op de maag liggende APTBS-muziek en met de strapatsen van voorman Oliver Ackerman en zoekt hij het nu in de romantiek en spontaniteit van simpele rock ‘n’ roll. Zijn soloding ‘Beyond Everything’ verscheen onlangs op In The Red Records, dus dan weet je meteen in welke hoek je het moet zoeken. Maar oei, pakt dat effe verkeerd uit. Van-dik-hout-zaagt-men-planken punkrock in het overbekende Stooges-Ramones-Saints-Dictators idioom is wat we krijgen. Onbegrijpelijk dat een man van een dergelijke statuur zich hiertoe verlaagt. Tot op het bot afgekloven muziek is het, alleen in de handen van hele jonge honden of van hen die er een duidelijke stempel op weten te drukken is zoiets nog enigszins genietbaar. Maar bij hem als 46-jarige zit ook dat laatste er niet in. In Ekko stapelen de clichés zich op, en daar komt daar nog bij dat hij niet bepaald een charismatische podiumpersoonlijkheid is, en met zijn vlakke stem weet hij zich ook al niet te onderscheiden. Tja, bassisten die op de solo-toer gaan, het leidt zelden tot hoogstaande muziek, een enkele uitzondering daargelaten. Maar vooruit, laat ik nou niet lullig doen, van mij krijgt hij een 4 min.
In de Grote Zaal van TiVre staan, of zitten moet ik eigenlijk zeggen, THE MASTER MUSICIANS OF JAJOUKA. Zes mannetjes op leeftijd, keurig op een rijtje, identiek munttheegroen gekleed, vers overgevlogen uit Marokko. Ze hadden wat gedoe achter de rug met visa en met de douane vertelt een van hen die een aardig woordje Engels spreekt. Afijn, over een eerder optreden van hen in Worm had ik hier al eens een hele webpagina vol gekrabbeld, dus bekijk het maar, ik ga er nou niet nog een keer bij stil staan.
Vanwege een lange rij lukt het maar ternauwernood om een stuk LEWSBERG mee te pikken. De Rotterdammers hebben we nou al meerdere keren aan het werk gezien maar nog nooit in een grote zaal als Pandora, dus toch wel benieuwd hoe dat uitpakt. Welnu dat pakt goed uit, héél goed zelf. Met hun kenmerkende frisse eigenzinnigheid en minimalisme valt eens te meer op dat deze band van een eenzame klasse is. Moeiteloos weten ze de zaal muisstil te krijgen en zoiets dwing je af hè. Bonuspunten gaan er dit keer naar bassiste Shalita die heerlijk op kousenvoeten zichzelf staat te zijn en zich daarnaast ook steeds meer ontpopt tot gewoon een goeie zangeres.
Ook een vette file staat er voor de deur bij zaal Cloud Nine. Daar speelt OKI, een mij totaal onbekend gezelschap uit Japan. Wonderbaarlijk toch: als ze een week later als stand-alone in dezelfde zaal zouden spelen zou er geen hond op afkomen, maar binnen het concept van dit festival verdringen de mensen zich. En de mensen vinden het nog leuk ook. Nou ikzelf heb daar toch zo mijn twijfels bij. Aan hun ritmesectie die lekker vertrouwd klinkende jazzy funky en reggae-achtige grooves speelt kun je je geen buil vallen. Bovenop die ‘Westerse’ basis plakt de band wat meer exotische klanken, waardoor het toch nog etnisch verantwoord klinkt. Van ons als publiek wordt verlangd dat we óók aan de slag gaan en vrolijk gaan meeklappen en meezingen. Per saldo krijg je zodoende eerder het gevoel aanbeland te zijn in een relaxte karaokebar in Kyoto dan in een meditatiehut aan een kabbelend beekje in het Fuji-gebergte. Dat de band zichzelf, om onze fantasie wat op gang te helpen, hult in traditionele gewaden en hoofddoeken versterkt dat gevoel alleen maar.
Uit Londen komt NIA ARCHIVES, een nog jonge dame-met-Jamaicaanse-roots en met gebleekte dreads tot aan haar reet. Geen muziekgroep, geen solo-act maar welbeschouwd gewoon een dj die haar eigen tracks draait. Meer uitbundig dansend dan geconcentreerd knoppen bedienend staat ze achter de decks. Het is de aloude drum & bass, ofwel the sound of London van de early 90s, waar zij zich op gestort heeft. Dit genre was een jaar of 25 terug compleet uitgeëvolueerd, maar zie, kennelijk zit er weer muziek in, jongeren halen het uit de mottenballen en gaan ermee aan de haal. En zei ik net ‘drum & bass’? Eigenlijk moeten we de oudere term ‘jungle’ hanteren wat dat is ook het woord dat zij gebruikt. Terwijl ik staand tussen een wild dansende meute twijfel of dit nou nostalgie is of juist niet, dwalen de gedachten af naar een roemrucht kelder/underground-danshol aan de Oudegracht. We konden het toen in die vroege jaren ’90 maar amper bevatten dat de grote jungle-dj DJ Aphrodite zomaar (met paardenstaart en al) stond te draaien in de PLF-club. En toch was het zo. Goddamn!
0