Zelfs in deze hachelijke tijden blijft ‘hebben’ soms belangrijker dan ‘zijn.’ Neem nou de nieuwe Lewsberg, een begeerlijk ding. Al een paar dagen is het feest bij mij in huis want ein-de-lijk is dat stuk materie bij de voordeur neergelegd en slingerde ik het in één beweging op de platenspeler. Het gebeurt maar zelden dat uncle Snoey echt enthousiast is over een plaat van vaderlandse makelij maar ‘In This House’ is weer er eentje hoor. Eigenlijk voor het eerst dat me zoiets overkomt sinds eh… de vorige van plaat van Lewsberg!
Eerst maar eens de hoes bestudeerd. Die ziet er bedrieglijk simpel uit. Een vierkant zwart vlak geplaatst tegen een witte achtergrond. Of een zwarte hoes met een wit passe-partout eromheen, het is maar net hoe je het bekijkt. In ieder geval, als je de plaat opzet en je neemt de tijd om in dat zwarte gat te gluren dan… dan lijkt het wel een kunstwerk van Anish Kapoor, hoe dieper je erin staart hoe meer je je van je poef voelt opstijgen, ja voor een paar kwartier vergeet je even alle tijdsbesef. En dat alles op de nuchtere maag…
Wacht even, wat tuimelt daar uit de hoes? Het is een inlegvel, een geel gekleurde… het ziet er uit als een memo van de eerste de beste directiesecretaris. Tekstblokken strak in het gelid, alsof een stalen liniaal bij de opmaak het enige hulpmiddel was. Aardig om dat bij te voegen maar niet erg nodig want Arie van Vliet’s teksten zijn grotendeels prima navolgbaar, yes toch? Maar nu ik ze toch voor me heb, de teksten ademen een en al Nieuwe Zakelijkheid. Fris minimalisme en enige afstandelijkheid, Wire is er niks bij. Nee, wat voor anderen de norm is dat is aan Arie niet besteed. Bij hem niks geen sentimentele zaken als romantiek, weemoed, verlangen of vertwijfeling, en ook geen populaire thema’s als paranoia of sociale betrokkenheid. Wel allerlei overpeinzingen, van filosofische en/of van licht-absurdistisch aard. Droge observaties van schijnbaar alledaagse zaken, daarin onderscheidt hij zich..
Over Arie’s praatzang, zijn ‘deadpan delivery’ en met name zijn Engelse uitspraak wil ik het ook even met je hebben. Overal kun je lezen dat Arie zingt in een Rotterdams accent. Tegen die gedachte verzet ik me, want ten eerste praten de Lewsbergers keurig ABN en klinkt Arie op de keper beschouwd niks meer of minder krukkig dan andere Nederpoppers die zich inspannen om zich enigszins naturel in het Engels te uiten. Nee, als het daarom gaat, de afgelopen 60 jaar was er slechts één die ècht overtuigend met een vet stadsaccent wist te zingen en dat was Willem Bieler van het Haagse bandje Q65. Je weet wel, ‘The lèhf I live,’ ach ach, onbetaalbaar die lui… Om hun Rotterdammer-zijn toch te benadrukken heeft Lewsberg onderaan de achterkant van de hoes de naam van hun thuisstad nog even apart vet laten afdrukken. Een typische uiting van het ‘second city syndrome,’ als je het mij vraagt.
Maar uiteindelijk gaat het natuurlijk om de muziek, ofwel om de befaamde VU-groove die Lewsberg zo overtuigend weet uit te venten. Een unicum op zich, al komen de Canadezen van Nap Eyes qua benadering enigszins in de buurt. Persoonlijk was ik dusdanig gecharmeerd van de rake omschrijving die Rotown eraan geeft (‘broos en uitgemergeld’) alsook wat Elpee Groningen erover zei (‘mooie priemende gitaarerupties’) dat ik er eigenlijk niets aan toe te voegen heb. Behalve dan dat Michiel Klein, ondanks alles wat hij uitstraalt, een moderne, gemene gitaargod is. Ik bedoel, sowieso is het vandaag-de-dag een zeldzaamheid dat een gitarist zich weet te onderscheiden met een karakteristiek eigen geluid, maar zó een stempel op het bandgeluid weten te drukken, dat is ongehoord en getuigt van veel lef!
Toch dat tekstvel maar eens verder besnuffelen. Hey, kijk daar, wat zien mijn glazen oog? Da’s een verrassing: niemand minder dan Henk Koorn blijkt de (mede-)producer van deze plaat! Vind ik een goeie vondst om Haagse Henkie erbij te halen. Er mag dan sprake zijn van een schijnbare tegenspraak – juist Henk is immers van de persoonlijke ontboezemingen- welbeschouwd zijn er best wel raakvlakken tussen de aanpak en insteek van beiden. De gevoelige snaar weten beiden vanuit hele verschillende invalshoeken te raken.
Hoe valt deze plaat in het buitenland, vraag je je misschien af? Awel, de Engelse pers, die heeft een langdurige en bedenkelijke reputatie als het aankomt op het aanvankelijk liefdevol omhelzen van buitenlandse bands, om ze vervolgens bij een tweede plaat meedogenloos neer te sabelen, vraag maar aan Daryll Ann, Gruppo Sportivo of Bettie Serveert. Iets dergelijks hangt nu ook Lewsberg boven het hoofd. De eerste recensies voor ‘In This House’ aldaar zijn – bijna voorspelbaar- wat koud en tam te noemen. Gelukkig staat Lewsberg stevig independent in het leven en hebben ze geen platenmij in de nek hijgen die hen sommeert een andere broek aan te trekken, al dan niet letterlijk bedoeld. Dus hou zee Lewsbergers, trek je niks aan van die rattige onderkruipsels!
Tenslotte nog een terzijde betreffende die naam ‘Lewsberg.’ Altijd begrepen dat het een verbastering is van de achternaam van de Rotterdamse auteur Robert Loesberg. Dat klopt ook wel, echter niet de Lewsberg-bandleden blijken de geestelijke vader ervan te zijn maar Dhr. Loesberg zelf! Lees maar mee, op bladzijde 14 van zijn boek ‘Een Eigen Auto’ uit 1977…
0