‘Het zal je misschien verbazen maar ze keken erg op tegen The Bee Gees. Want The Bee Gees maakten AM-muziek en zij waren meer van de FM. En AM was middengolf, dat was meer voor schoolmeisjes hè, en dat hoorde je overal op de autoradio. En dat wilden zij ook: AM-muziek maken, dat was de kunst!’ Aan het woord is Henri ter Hall, hij fotografeerde de achterkant van de ‘Loaded’-hoes, je weet wel die LP van de Velvet Underground uit 1970. Ik was – dankzij die hoes- op zijn naam gestuit en had hem effe gegoogled, eigenlijk alleen maar om te weten te komen of het om een Nederlander gaat. Maar wie schetste mijn verbazing: de man blijkt gewoon in Arnhem te wonen en daar tegenwoordig een BV in reclamefotografie te runnen!
Vervolgens hem benaderd met een simpel e-mailtje en hopsa… nog geen week later haalt hij me al hoogstpersoonlijk af van een besneeuwd Station Arnhem. In de tussentijd ook zijn website www.terhall.com gecheckt. Daar kun je, naast veel gekiekte auto’s, foto’s vinden uit de periode dat hij in the right place at the right time was.: in de Atlantic Recording Studio in New York City, in die warme zomer van 1970. Dikke kans dat hij de enige Nederlander ter wereld was die dat voorrecht te beurt viel! En wat een plaat is ‘Loaded’ toch dames en heren. Gaaf geproduceerd en bezield gezongen door vooral Lou Reed die alle aandacht naar zich toegetrokken weet, en met grootse nummers erop als ‘Sweet Jane,’ ‘Rock ‘n’ Roll’ en ‘Lonesome Cowboy Bill. Toch bleek ‘Loaded’ hun zwanenzang, het was de afsluiter van een serie van vier, alle vier even legendarisch. Damn, hoe kwam een Hollandse jongen nou uitgerekend in deze scene terecht?
Voorzichtig door de sneeuw laverend steekt Henri Ter Hall meteen van wal en vertelt over het begin van zijn fotografiecarrière, die niet zwoegend en aarzelend op een Fotovakschool begon, maar spontaan op gang kwam. Simpelweg door bevriende bandjes op de gevoelige plaat vast te leggen. Cuby and the Blizzards bijvoorbeeld, en de lokale Moans met in de gelederen een nog piepjonge Herman Brood. Al snel kwam hij zo voor de Arnhemse Courant te werken, fotograferen en schrijven… Over the Pretty Things die in Elst optraden en zo.
‘Ik kwam daarna in Duitsland te werken als assistent-fotograaf en mijn baas zou een lezing geven in Amerika. Ik vroeg of ik meekon en dat mocht. Nou, en toen ik daar eenmaal was besloot ik dat ik daar wilde blijven. Die lezing was in het Hilton in New York en ik heb daar gewoon een briefje opgehangen: ‘Jonge fotograaf zoekt….’ Je moet je voorstellen: het feit dat je Europeaan bent zien ze daar als een enorme pre. Ik kwam zodoende terecht in Springfield, Massachusetts, met kost en inwoning erbij. De deal was: als beloning zou ik een Green Card krijgen. Ik werkte daar met Alberto Rizzo, een Italiaan, en met Bill King. Die werkten daar voor Vogue en Harper’s Bazaar. Dat was meer de wereld van de mode en aanverwante elegante zaken. Dat waren hele goeie fotografen hoor, echte artiesten. Die twee heb ik nog steeds heel hoog zitten. Ze hebben allebei de fotografie als medium op zijn kop gezet. Heel veel aan gehad ook, later.’
Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan, zegt men wel eens, en toen Henri ter Hall al na een maand of drie die Green Card had bemachtigd kon hij de verlokkingen van Manhattan niet langer weerstaan. Daar aangekomen belandde hij als het ware als vanzelf in de scene rond de befaamde poptent Max’s Kansas City op Park Avenue. Met zijn immer trouwe Hasselblad stond hij vooraan en schoot foto’s van The Velvet Underground, die daar vaak speelde.
‘Max’s was een soort pijpenla. Je moet je voorstellen, er zaten daar mensen aan tafeltjes te eten terwijl de band speelde. Als ze het mooi vonden bleven ze hangen en bestelden ze nog een drankje. Daardoor kon het heel gezellig worden daar. Max’s was al behoorlijk bekend in die tijd, dusdanig dat het voorkwam dat er gebeld werd uit Parijs om een reservering te maken. Dan kwamen ze aan met de Concorde, je weet wel dat supersonische vliegtuig dat door de geluidsbarrière kon. Binnen drie uur was je daarmee in New York. ‘s Ochtends vertrokken die rijke stinkers dan uit Parijs en ‘s nachts vertrokken ze weer. Alleen maar om even in Max’s een hamburgertje te eten en de Velvet Underground te zien spelen! Ik ben ook eens met de jongens meegegaan naar zo’n waanzinnig duur feest. Puur voor de rijken was dat, entree alleen met een membership fee van 10.000 dollar. Ja, het was daar nog een echte cultband toen, in Europa waren ze bekender dan in Amerika. Ikzelf kende ze al toen ik daar aankwam.’
‘Of ze dat wel okay vonden om voor rijkelui te spelen? Nou, maatschappelijk bevlogen waren die jongens beslist niet. Sterling Morrison misschien een beetje, die zat in het onderwijs, dat was toch wel de slimste en de aardigste van het stel. Hij was echt een hele goeie gitarist. Hij zat niet zo te rammelen op die gitaar maar bij hem druppelde dat echt. Zo van… poeng…poeng.. Jammer dat hij dood is. Moe Tucker was een heel bescheiden meisje, heel normaal. Doug Yule? Ja eh… van hem heb ik later nog eens een e-mailtje gehad, uit Californië. Maar daar ben ik verder niet op ingegaan’
Hoesdetails
‘De Velvets speelden lekkere muziek hoor, echt mijn type muziek. Het was rond 1969, 1970, dus al na hun periode met Nico, Andy Warhol en John Cale. Ze waren toen net weer begonnen met veel frisse moed en – letterlijk- glazen melk. Al snel werd was het van: gut Henri ga je mee naar Philadelphia, of ga je mee in de bus daar of daarheen. Of naar zo’n boerderij in upstate New York, daar waren dan feestjes. En weer later vroegen ze op een gegeven moment: ga je mee naar de Atlantic Studio? Nou, dat was die beroemde jazz-studio in New York en daar ben ik eens een hele middag langs geweest en heb daar allerlei foto’s gemaakt. Dat was dus tijdens de opnamen voor ‘Loaded,’ ja. Ze vonden het allemaal prachtig. Overigens, op een demo-versie van het nummer ‘Cool it Down’ hebben ze het even over mij, wist je dat? ‘Henri move your camera,’ zingt Lou Reed dan’.
En inderdaad…
‘Later had ik het geluk dat ik van mijn toenmalige baas een weekend lang van zijn fotostudio gebruik mocht maken. Toen heb ik ze daar uitgenodigd. Ook daar een foto-serie van ze gemaakt. Vonden ze ook prachtig. Nou, en één van mijn foto’s van die Atlantic-sessies is op de hoes van ‘Loaded’ terechtgekomen. En kijk eens hier wat ik vorig jaar toegestuurd kreeg, het zit nog in de luchtpostenvelop. ‘Re-Loaded, 45th Anniversary Edition,’ een cd-box met zes cd’s en een boekwerk met veel foto’s van mij daarin. Kun je meenemen hoor, ik moet daar toch vanaf, ik heb het zelf niet eens beluisterd’
Allemaal contactfotootjes van Henri ter Hall. Onder Lou Reed met manager Steve Sesnick (links) en engineer / gelegenheidsdrummer Adrian Barber (rechts)
De geschiedschrijving zegt dat ‘Loaded’ nog niet eens gereleased was toen Lou Reed al uit de band stapte (augustus 1970). En toen de plaat een paar maanden later in de winkels lag werd ome Lou een beetje pisnijdig. Als componist voelde hij zich tekort gedaan. Men had in zijn nummers gesneden (de ‘brug’ was doodleuk weggeknipt uit ‘Sweet Jane’ bijvoorbeeld), en op de hoes stond hij slechts als medecomponist vermeld en dan ook nog eens als derde in het rijtje. Wat Lou ook stak was nota bene die ene Edward Hopper-achtige foto van Henri Ter Hall waarop we Doug Yule in zijn eentje in de hoek van die Atlantic Studio zien, zittend achter een piano. Alsof Yule de belangrijkste man van de band was! Was de fotograaf zich ervan bewust dat dit allemaal speelde?
‘Jawel, ze wilden Dougy tot bandleader maken, hij moest het gezicht van de band worden. Dus het is geen toeval dat er een foto van hem op de achterkant staat. Maar dat heeft maar een paar maanden gespeeld hoor, toen is dat weer snel doodgebloed.’
Even een cd-boxboek signeren voor die snuiter van de Kettingzaag…
Ziezo!
Nog wat feiten dan: ‘Loaded’ heet zo omdat platenmaatschappij Cotillon/Atlantic een plaat ‘loaded with hits’ wenste. Er stond dus druk op de ketel om te scoren. Volgens de overlevering moeten de liedjes dan ook in dat knellende kader gezien worden. En vandaar dus ook dat schuine oog naar de The Bee Gees. Daar kwam bij: Moe Tucker bleek zwanger en was niet in staat om mee te drummen. De platenmij drong echter aan op spoed, vandaar dat zij niet de horen is op de plaat (ondanks de hoesvermelding). In plaats daarvan horen we afwisselend wel vier verschillende drummers. In diezelfde periode had Sterling Morrison zijn studie (middeleeuwse literatuur) weer opgepakt en hij switchte een beetje tussen universiteit en studio. Kortom: geen ideale omstandigheden.
‘Dat kan inderdaad allemaal kloppen. Af en toe kwamen er bandleden de studio in om wat op te nemen, maar ik heb de hele band daar nooit samen gezien. En… ik kan me inderdaad niet herinneren Moe Tucker toen in de studio gezien te hebben. Of ze ook aan drugs deden? Ja natuurlijk, wie niet in die tijd, dat was in de mode toen. Je kreeg soms gewoon van een taxichauffeur door het raampje een joint aangeboden! Nee, groupies heb ik nauwelijks gezien, daar waren ze niet zo van.’
Lou en Doug in de fotostudio
‘Maar op een gegeven moment raakte mijn interesse….ze hadden het alleen maar over zichzelf. Typisch van die artiesten… er groeide niks in de wereld behalve hun eigen ego. Toen hield het al snel op. Ze hadden ook ruzies onderling. Lou Reed met die manager, wat een gladjanus was dat zeg, Steve Sesnick heette hij. Na een jaar of twee wilde ik weer terug naar Europa want ik kreeg ook last van heimwee. Niet met tranen ofzo, maar wel dat je weer gewoon eens ‘u’ tegen iemand zeggen wil. En dat je weer eens wil biljarten met drie ballen in plaats van met een hele tafel vol. En dat je een hekel krijgt aan Amerikanen…..ik bedoel, dat je in gaat zien dat geld eigenlijk het bloed is van de Amerikaanse samenleving. Voor hen bestaat er niets anders. Als je daar over een schilderij zegt dat het 60 dollar waard is dan loopt iedereen er langs. Maar als je zegt dat het 6.000 dollar waard is dan vindt iedereen het prachtig. En dat vind ik raar want een mens zou een eigen oordeel moeten hebben en dat hebben zij niet. Maar eh.. ik heb een Amerikaanse schoonzoon en dit wordt allemaal opgenomen, haha… Afijn, toen ben ik teruggekomen, als de verloren zoon, en weer verder gegaan in de fotografie.’
‘De negatieven heb ik nog boven liggen, een stuk of 200. In Amerika word ik zakelijk vertegenwoordigd door Steve Nelson. Dat is allemaal goed vastgelegd en geregeld hoor. Voor het gebruik van mijn foto’s in dat cd-boek heb ik een leuk honorarium gekregen. En toen er vorig jaar een grote Velvet Underground-tentoonstelling was in Parijs, overigens een prachtige expositie met een paar uitvergrote foto’s van mij aan de muur, toen heb ik daar ook voor betaald gekregen. Achteraf gezien verdien ik dus aan die periode. Twintig, dertig jaar na dato is dat pas begonnen te lopen.’
Sterling Morrison in de Atlantic Studio
‘Trots op die foto’s? Mwoaa… het is allemaal van zó lang geleden. Mijn kinderen….ik had gedacht ik bewaar het, dat zullen ze wel leuk vinden later, maar forget it… ze vinden er helemaal niks aan. Zij hebben weer hele andere interesses. Zo gaat het altijd met die dingen,’
‘Lou Reed heb ik nadien nog een keer gezien. Dat was in Amsterdam, ik was er met mijn dochter heengegaan en had speciaal nog van die ouwe contactfoto’s meegenomen. We stonden in een rij met wel 100 man. Het was verschrikkelijk, ik dacht ik doe dat nóóit meer. En ook het dedain wat zo’n man heeft voor zijn publiek… Maar goed, toen ik voor hem stond viel bij hem op een gegeven moment het kwartje, toen wist hij weer wie ik was. We hebben toen toch nog even een praatje gemaakt en ik heb hem voorgesteld aan mijn dochter. Kortom, leuk, leuk, leuk en dat was het dan. Hij zei nog over die foto’s: pas er maar goed op want dat wordt nog veel geld waard… ‘
‘Berlin’ was de laatste plaat die ik gekocht heb van Lou Reed. Ik was er een beetje doorheen toen. En nu ben ik gek van Afrikaanse muziek! Van die desert-blues, ken je dat? Bombino bijvoorbeeld, hij speelt net zoals Sterling Morrison, geen gaspedalen, geen gejank, maar gewoon ..poeng.. poeng… prachtig! Mijn vrouw en ik zijn net twee weken terug uit Niger. Daar speelde Bombino en wij zijn daar naartoe gegaan, dus naar de Sahara om hem in zijn geboortedorp te ontmoeten. Ongelooflijk, het lijkt wel: hoe armer de mensen hoe aardiger ze zijn. We werden daar uitgenodigd door mensen om in hun hutje te komen eten. Dan kreeg je een half stuk suikerriet toegestopt. Het láátste wat ze hebben delen ze met je. Zo hartelijk! Ja, Bombino hebben we gesproken, een hele aardige man. Dat kon je van Lou Reed niet zeggen.’
2