Het voorprogramma ‘Nele Needs a Holiday’ is even doorbijten. Nogal langdradig is het en bij mij gaat het op den duur op de zenuwen werken. Een Vlaamse madam die zichzelf op banjo begeleidt en daarbij de kleine ongemakken des levens bezingt. Plus allerlei andere zaken die op de interesse van de moderne vrouw kunnen rekenen zoals wellness, havermout, cupcakes, yoga, sojamelk, online daten, en zo voort. Elk nummer wordt voorafgegaan door een (Nederlandstalig) monoloogje met veel stembuigingen, mimiek en gekkebekkentrekkerij, waarna ze steevast een (Engelstalig) liedje inzet. Zoiets blijft toch een opmerkelijke combinatie, ik ken er maar niet aan wennen! Helemaal aan het eind gaat ze ‘om Vlaams nationalisten tevreden te houden’ toch over op iets Nederlandstalig, en dat is meteen haar sterkste lied. Ze schiet je dood als je dit cabaret durft te noemen, zegt ze met een guitige blik in de ogen, maar toch is het precies dat. Cabaret, stand-up-comedy of kleinkunst in ons geliefde dB’s, wie had dat ooit gedacht? Op de merch-tafel ligt niet alleen een boek (!) van haar, maar zowaar ook een LP, en dat is kennelijk tegenwoordig iets voor de handliggends om te doen, ook voor luitjes die in dit vederlichte genre actief zijn.
Het huidige hippe gedoe rondom LP’s, dat is precies wat JEFFREY LEWIS & THE VOLTAGE zo stoort. Er komt een moment in je leven dat je erachter komt dat tweedehands cd’s in feite stukken goedkoper en handiger zijn dan die opgeklopte geldklopperij rondom vinyl. Dus weg daarmee! Precies daar gaat ‘LP’s’ over, een spitsvondig nummertje dat de spijker op de kop slaat. In dB’s zingt het trio het vol overgave.
Maar wacht even, een paar uurtjes ervoor bevind ik me nog in Dig-It platenzaak. Jeffrey geeft daar een in-tieme in-store. Daar valt al op dat de man ook in zijn eentje met veel gemak zijn publiek weet te boeien. Hij doet dat met rake observaties en hij doet dat wél in zijn moerstaal. Een nummer bijvoorbeeld over de treurnis en eenzaamheid die je voelt wanneer je met je vriendin naar een toffe film gaat en zij alwéér in slaap valt. Dan moet je haar na afloop vertellen over al het moois dat je zojuist gezien hebt…eigenlijk kun je het met goed fatsoen alleen nog met haar over het begin van die film hebben.
Jeffey Lewis is een druk baasje en ook een veelzijdig ‘artist,’ zoals hij zichzelf zonder blozen noemt. Als dichter en muzikant komt hij voort uit de anti-folk scene die New York in de nineties onveilig maakte. In types als de Moldy Peaches en Will Oldham vond hij zielsverwanten. De scene werd niet alleen gekenmerkt door folky muziekbeginselen, maar ook door de zware punkinvloeden daarop. Dus in beginsel folk maar dan met een sterke DIY-inslag, een no-nonsense attitude, een sterk sociaal bewustzijn en resulterend in independent uitgebrachte albums. Al die kenmerken komen ook terug in zijn tekenwerk, want Jeffrey is daarnaast ook striptekenaar. Alleen al van zijn comic-in-graphic-novel-stijl ‘Fuff’ verschenen tientallen nummers.
Hierboven: twee miniboekjes met sonnetten onder de noemer “Sonnet Youth’. Elk nummer van deze platen wordt geëerd met een sonnet in klassieke stijl van Jeffrey, dus steeds gedichten van 14 regels volgens een vaststaand rijmschema.
In Dig-It gaan muziek en strips een fraaie symbiose aan als Jeff een uit de kluiten gewassen schetsboek met tekeningen erbij pakt. Terwijl hij de bladzijden stuk voor stuk omslaat begeleidt hij de beelden met gezongen commentaar. Qua onderwerpen loopt het uiteen van een aanstekelijk geschiedenislesje over de val van de Soviet Unie tot de discutabele kwaliteit van Nirvana-teksten (twee nummers van Bleach (dat wil zeggen de remastered cd-versie daarvan!) moeten eraan geloven: Mr Moustache en Big Cheese). Zou Jeffrey beseffen dat hij met de combi volksmuziek-beeld een fraaie traditie voorzet? Want is dit feitelijk niet precies hetzelfde als in onze contreien eeuwenlang met ‘smartlappen’ gebeurde?
Voor de volle zaal van dB’s werkt die truc met die schetsboeken niet natuurlijk. Maar geen nood, met behulp van een laptop en een achter het drumstel hangend groot scherm worden de tekeningen nu als dia-show getoond. Terwijl Jeffrey gehurkt de laptop bedient schudt hij met schijnbaar groot gemak hele lappen tekst uit zijn mouw. Dit keer gaan die over Creeping Brain (‘a horror story’) en zijn er opnieuw twee compacte geschiedenislesjes, eentje over Indianenverzetsleider Sitting Bull en eentje over de Franse revolutie.
Maar goed, ik schets een vals beeld nu want het leeuwendeel van de nummers moet het gewoon zonder begeleidende ‘plaatjes’ stellen. Dan valt op dat Jeffrey Lewis in de kern een jongen is die heel wat op zijn lever heeft en tegelijkertijd een begenadigd zanger is met een prachtige, soms breekbare stem waarin een soort van aarzeling gebakken zit. Het is ook een jongen die (sorry voor het cliché-beeld) met beide benen op de grond staat en het hart op de juiste plaats heeft. Daardoor komt bij hem alles zeer oprecht en naturel over. De pakkende liedjes en zijn simpele akoestische gitaar-begeleiding onderstrepen dat, al weet hij dat instrument ook -leve de techniek!- bij tijd en wijle flink elektrisch te laten klinken en weet hij ook een fenomenale bassist achter zich, eentje waar hij blind op kan vertrouwen.
0