Parmantig paradeert Marc Almond over het Rondapodium

Voor een heuse, ouderwetse clubtour is Marc Almond momenteel in ons land. In vijf steden, respectievelijk Hengelo, Utrecht, Den Haag, Tilburg en Alkmaar vertoont hij zijn zangkunsten. In Tivoli licht hij toe dat hij dat hij dit bewust zo gewild heeft. ‘Nou eens in andere steden, en niet altijd in Amsterdam of Rotterdam,’ zegt hij meteen bij aanvang en het volk vindt het prachtig. De verwachtingen zijn hooggespannen vanavond want zo heel vaak komt hij niet langs. Voorafgaand aan zijn optreden hangt er dan ook een denkbeeldige wolk met een groot vraagteken erin boven het podium: heeft-ie het nog of heeft-ie het niet meer? Onder de noemer ‘Hits and Pieces Tour, the Hits of Marc Almond and Soft Cell’ weten we in elk geval wat we ongeveer kunnen verwachten.

Veel genres heeft Marc Almond gedurende zijn lange carrière verkend. Dat begon al met glamrock in zijn jeugdjaren. Dusdanig onder de indruk van Marc Bolan’s T-Rex was hij dat hij zijn voornaam veranderende van Mark naar Marc. En het zal geen toeval geweest zijn dat zijn 1981-smash hit ‘Tainted Love’ een liedje was van Gloria Jones, de latere geliefde van Bolan (samen in een Morris Mini zittend knalden ze in 1977 tegen die ene rotboom in Richmond aan). Ook van de punk kreeg hij een tik mee, aanvankelijk probeerde hij te zingen als Siouxie, heeft hij weleens opgebiecht.

Zomaar wat plaatjes

Maar meer dan dat had Soft Cell een eigen unieke stem temidden van de creatieve explosie die plaatsvond in het UK van 1977-1982. Niks geen ‘Anarchy in the UK’ of “Love Will Tear us Apart’ bij dit duo uit Leeds, maar strikt persoonlijke observaties uit het nachtleven. Als een tikkeltje decadente nightclubber en raver-avant-la-lettre bood Marc Almond ons een uniek inkijkje in zijn zielsleven. En daarin was het zeker niet alleen maar hosanna maar was er ook ruimte voor vertwijfeling en bespiegeling. (‘I watch the mirror, count the lines, the battle scars of all the good times’). Die sfeer, vaak ook sleazy en mede vormgegeven door de even minimale als effectieve electro-new wave-disco hybride dancesound van zijn maat Dave Ball maakte Soft Cell tot een instant sensatie. Begin twintigers waren ze toen ze met ‘Tainted Love’ toesloegen. Een geslaagde poging ook om een brug te slaan tussen Northern Soul en Kraftwerk. Een typisch voorbeeld van een tijdloos werkje, want gooi het op een willekeurige platenspeler op een willekeurig feestje en de dansvloer stroomt geheid vol, nog immer!

Pas toen hij in 1984 solo ging werd beter duidelijk dat Marc’s werkelijke roots in de jaren ‘60 lagen. Met vertolkingen van ‘The days of Pearly Spencer’ en ‘From the underworld’ bijvoorbeeld, of met duetten met Gene Pitney en Nico. Via David Bowie en Scott Walker was hij bij Jacques Brel terecht gekomen. Met die laatste (‘Jack Brel’ volgens de Tivoli-webinfo, het staat er echt!) en andere chansonniers uit het Franse taalgebied kon hij goed uit de voeten. Om zijn blik verder te verruimen woonde hij een tijdje in Barcelona en ook drie jaar lang in Moskou. Daar in het land van Poetin viel hij voor het Russische levenslied en Marc zou Marc niet zijn als hij niet er een heel album opnam (‘Heart on snow’ uit 2002, compleet met kozakkenkoor) vol met dit soort liedjes.

62 jaarringen telt zijn levensboom inmiddels. Tijd om de balans op te maken, luidt het cliché. Maar eigenlijk is Marc Almond nooit weg geweest. Nou ja eventjes dan, ten tijde van een bijna fataal motorongeluk in 2004, toen zweefde hij een paar weken tussen hemel en aarde, om er vervolgens twee jaar over te doen om weer op te krabbelen. Op dat moment had hij allang gebroken met zijn oude Soft Cell strijdmakker Dave Ball, want Dave houdt nou eenmaal niet van optreden, dus vandaar.

Dave Ball en Marc Almond toch voor één keertje weer bijeen, Londen 2018

In Ronda krijgen we een vijfkoppige band voorgeschoteld. Hun instrumentarium oogt en klinkt traditioneel (gitaar, drums, toetsen). Links op het podium staat een dameskoortje. Hey wat leuk zeg, een donkere en een blonde, dat kennen we nog van Herman Brood en Human League! Een bassist ontbreekt, alle bassounds lijken voorgeprogrammeerd ergens opgeslagen. Het begin van het concert doet het ergste vrezen. Een paar niksige disco-rock deuntjes worden ingezet. Qua volume te hard, een gierende gitaarsolo….Marc die rondhuppelt met een Jos Brink-achtige guitigheid. Met een blik van waar-is-dat-feestje? maant hij het aarzelende publiek tot meeklappen… Even vrees ik bij een voorronde van het Songfestival beland te zijn. Verdikkeme, heb ik hiervoor die 40 pietermannen neergeteld?

Maar die vertwijfeling duurt gelukkig niet lang. Marc herpakt zich zogezegd. Dat kan ook moeilijk anders met zoveel geweldige songs die hij op zijn naam heeft staan. ‘Tears run rings,’ ‘The desperate hours’ en ‘Say hello, wave goodbye’ komen voorbij. Stuk voor stuk akelig mooi, dat spreekt voor zich. Marc is nog goed bij stem. Iets minder krachtig dan weleer misschien maar dat typerende, wat nasale timbre is er nog volop (‘his voice tends to waver around the notes instead of hitting them,’ las ik ergens). Marc -nog steeds zo gay als een nijlgans natuurlijk, buikje gekregen, kleurspoelinkje en wat botoxjes wellicht-   geniet zichtbaar van het gejuich dat hem ten deel valt. Hij kan niet zonder. Hij incasseert applaus zoals een paard hooi vreet. En het wordt een paar keer zelfs heeeeel mooi. ‘Something’s gotten hold of my heart’ bijvoorbeeld, dat magistrale duet met vergeten 60s-ster Gene Pitney, zingt hij vol overtuiging. Of neem ‘Jacky,’ zijn gepassioneerde vertolking van het Scott Walker-lied (en die had het op zijn beurt weer van Jack..  eh Jacques Brel). Er zijn maar weinig performers die zo onbeschaamd zanger durven te zijn als hij.

Teleurstellend is het daarentegen dat het muzikaal zo ‘gewoontjes’ klinkt, het messcherpe is er een beetje vanaf. De blazers en strijkers van weleer, de trompet uit ‘Torch,’ alles wordt uit zo’n modern toetsenapparaat tevoorschijn getoverd. Het bloedgeile onderbuikelectro-loopje uit ‘Bedsitter’ wordt nu door een elektrische gitaar geïmiteerd en aldus onschadelijk gemaakt. Dave, waar ben je? Ook beroerd is het scherm op de achtergrond dat veel, soms schreeuwerig bewegend beeld toont. Het is inhoudsloze prut en leidt de aandacht af, je vraagt je af waar dat nou weer goed voor is.

Kom op, Hengelo!

Al met al wordt wel duidelijk dat Marc Almond nog altijd een puike zanger en performer is, een diva met allure.  Daar staat tegenover: hij maakt wel indruk maar geen diepe indruk. Ook al weet hij bij vlagen de sterren aan te raken, als je eenmaal weer ontnuchterd op straat staat bekruipt je toch het gevoel getuige geweest te zijn van een veredeld Goud-van-Oud gebeuren. Prettig maar vluchtig. Ik bedoel, tot het pantheon der groten, tot de wereld van Gainsbourg, Brel of Walker, is Marc Almond vooralsnog niet toegetreden. In Almere heb je een Jacques Brelweg en in Leidsche Rijn een Ella Fitzgeraldplein. Dat soort klassieke status is voor Marc Almond voorlopig nog niet weggelegd. Maar ja, al die andere lui zijn allang dood, daar kan geen levend mens tegenop.  

Ronda foto’s gepikt van Tim van Veen / Tivre facebook pagina

0

Comments

comments