Omdat uit lezersonderzoek was gebleken dat er bij het Kettingzaag-publiek enige behoefte bestond aan meer internationale verslaggeving verzocht de hoofdredacteur mij af te reizen naar Tokyo. ‘Schrijf op wat daar zoal te beleven valt voor onze doelgroep’, zo gaf hij mij kortaf te verstaan. Met frisse tegenzin begaf ik mij jl zaterdag naar Schiphol om een elf-uur lange vliegreis te aanvaarden. Waarom ik? Waarom mag ik niet naar leuke festivals in Italië, Spanje of Verenigde Koninkrijk, zo dacht ik terwijl ik te midden van de bemondkapte Japanners bij mijn gate zat te wachten.
Eenmaal gearriveerd bleek Japan inderdaad het land van de rijzende zon te zijn: midden in de nacht bleek de onverbiddelijk schijnende zon er al te zijn opgegaan. Gek genoeg ging die zon dan wel weer na de lunch onder. Dat was maar goed ook want de stad bleek zo lelijk dat zij het zonlicht nauwelijks kon verdragen, met dank aan de Amerikanen en aardbevingen. In het donker verandert de stad echter in een kermis van vijftig bij vijftig kilometer; vol lichtjes, glitters, boem-boem-muziek, terrasjes en bizar vermaak. Een stad met meer dan duizend karaoke-bars, gokhallen, pachinko-clubs, manga-bars. Met café’s waar je direct na binnenkomst in de boeien wordt geslagen en vervolgens moet afwachten wat er gebeurt. Met themahotels waarin echtparen hun seksuele fantasietjes kunnen botvieren (jij roodkapje, ik de wolf, mag je morgen Jane zijn en ben ik Tarzan). Café’s waar je door robots wordt bediend. Café’s waar je tegen betaling een goed gesprek met een vrouw of man kunt voeren. En natuurlijk voldoende gelegenheden waar het gesprek direct kon worden overgeslagen.
Ik vermoedde dat de hoofdredacteur dit niet onder het type vermaak ging scharen waar onze doelgroep van houdt. Ik voelde dan ook een lichte paniek opkomen. Gelukkig wees de eenzame planeet mij op enige gelegenheden waar live-muziek zou worden gespeeld. Maar ook hier kreeg ik het brilcijfer op het rekest: toen ik om half tien arriveerde bleken de bands al gestopt met spelen. Moedeloos lopend door de lichtjes van Shinjuku voelde ik me langzamerhand als de metalen bal in de flipperkast. Zie maar eens een nieuwe baan te vinden in de jungle van de weblog-kwaliteitspopjournalistiek…
Maar toen kwam de redding. Ik zag een met posters omgeven trap naar een kelder.
En in die kelder bleek zich de niet in de Eenzame Planeet vermelde ACB-Hall te bevinden. En daar was zowaar een klein punk-festival gaande onder de titel Forever Punk, Forever Young! Het in kleine getalen opgekomen publiek deed bovendien vermoeden dat het wel eens om kwaliteitspunk zou kunnen gaan. De eerste band bleek de legendarische formatie Fake Stance te zijn, waarvan de drummer trouwens een verleden heeft in de Poison Dragons. Precies het type informatie waar onze doelgroep op zit te wachten, zo rekende ik mij rijk!
Nog mooier werd het toen daarna Aggressive Dogs op het podium verscheen, toch een beetje de grondleggers van de Japanse neo-anarcho-punk. Na een prachtconcert waarin het publiek zich liet verleiden tot een soort fitness-turn-pogo, zag ik zelfs kans om de bandleden te interviewen.
De zanger met groene hanenkam bleek Shuhu te heten. Hij vond alles fukking good, gaf me veel high-fives, en vertelde dat hij fan was van Green Day en een mij onbekende band genaamd Len-ziet (die ik pas na uitwerken van mijn aantekeningen identificeerde als Rancid). De Agressive Dogs vroegen me nog wel een foto te maken waarin zij reclame maken voor deel 2 van het festival aanstaande zondag te Tokyo. Bij dezen:
Onnodig te zeggen dat het nog een gezellige boel werd daar in die Tokyose kelder! In de wetenschap dat ik onze doelgroep weer veel te vertellen had keerde ik terug naar het hotel, voor een nieuwe slapeloze nacht (of dag?)
4