Sedert de late jaren ‘60 spreekt de muziek uit het afgelegen Marokkaanse bergdorpje Joujouka ook bij het grote publiek tot de verbeelding. Authentieke trance-muziek uit het Rifgebergte, zaterdag in Worm konden we er (wederom) mee kennismaken.
Je kan wel zeggen dat Joujouka voor eeuwig verbonden is aan The Rolling Stones. Al voorafgaand aan de hoogtijdagen van het hippiedom reisden Brian Jones, Keith Richard en Mick Jagger af naar Tanger, die fotogenieke kuststad. Daar puften ze wat uit, lurkten aan een hasjpijp, verruilden onderling wat vrouwtjes (Keith annexeerde Anita, Brian was heartbroken en had het nakijken ) en vertrokken weer. Evenwel, als rechtgeaarde rasmuzikant had Brian de smaak te pakken gekregen van de exotische klanken die hij opsnoof aldaar en besloot om later terug te keren. In 1968 was hij er opnieuw, nu als bona fide hippie en nu was Joujouka zijn reisdoel. Met de befaamde Marrakesh Express (denk Graham Nash, hij was er ook geweest) treinde hij erheen, eerst door een oneindige zandvlakte, dan twee keer overstappen om vervolgens te eindigen in het eeuwenoude dorpje van hooguit 600 inwoners
Brian Jones was niet de eerste die daar neerstreek. Ook beatniks en jazzcats waren er geweest, types als Tomothy Leary, William Burroughs en later ook Ornette Coleman. Wat hoopten zij toch te vinden daar in Joujouka? Vluchtgedrag denk ik, in al hun hippische naïviteit dachten zij een soort van ideaalmaatschappij te vinden daar. Eentje waarin het concept ‘werken’ niet bestond, een oord waar men eindeloos thee dronk, sliep, het eten voorgezet kreeg en zonder enig winstbejag musiceerde in de buitenlucht, tot diep in de nacht onder een schitterende sterrenhemel… De fascinatie voor Joujouka duurt voort tot de dag van vandaag want meer recentelijk lieten ook meer hedendaagse vogels als Billy Corgan en Lee Ranaldo zich er zien.
Als een soort Britse Alan Lomax had Brian Jones een bandrecorder onder zijn arm meegenomen. Daar maakte hij tal van opnames mee. Terug in Londen dook hij met die ‘field recordings’ de studio in, maakte er een mooi behapbaar geheel van 50 minuten van, voegde er wat quasi-interessante zaken aan toe (galm, echo, noise, phasing, mix, songtitels), deed er een mooie strik omheen en hopla, onder zijn naam werd het boeltje op de wereld losgelaten. Onder de titel ‘Brian Jones plays with the Pipes of Pan at Joujouka, snel daarna veranderd in ‘Brian Jones presents the Pipes of Pan at Joujouka,’ werd het in 1971 postuum (hij verdronk in 1969) als LP uitgebracht. De allereerste plaat op het dan net opgerichte Rolling Stones Records en tevens een plaat die nadien erkend zou worden als zijnde een van de allereerste ‘wereldmuziek’-albums ooit. Dus weinig verbazing hoeft het te wekken dat de plaat thans geldt als een bijzonder collector’s item.
Keef aan de kif in Tanger, 1966
Gezien de ruimtelijke beperkingen van dit blogje en de geestelijke beperkingen van haar lezers ga ik hier nu mooi niet dieper in op de ware betekenis van de rites en rituelen die samenhangen met de eeuwenoude muziektraditie zoals die in Jajouka floreert/ floreerde. Ook niet op de misverstanden die vaak tegen beter weten in de hoofden der westerse bezoekers ontstaan, over het ‘heidense’ natuurvolk dat ze denken te bezoeken, of over de ‘pipes of pan’ die ze denken te horen daar… Ik vind, beter is het om op eigen waarneming af te gaan. Afgelopen zaterdag kon dat want The Masters of Jajouka waren ineens op een Rotterdams podium te bewonderen. En je begrijpt wel, als voormalig lid van de Rolling Stones-fanclub, ongeacht hoe bizar lang geleden dat is, kon ik dat niet langs me heen laten gaan.
The Masters of Jajouka, met tweede van links Dhr. Bachir Attar
In een halve cirkel zitten zes muzikanten over hun instrument gebogen. Allen zijn gestoken in een traditioneel groen gewaad met bijpassende witte puntsloffen en hoofdbandages. Zes ouwe baasjes, hun gezichten fijn gezandstraald door een eeuwige woestijnbries. Zo te zien kost musiceren hen geen enkele fysieke moeite, de traditie en ambachtelijkheid ervan druipen als het ware uit de mouwen van hun dembjallas. Alle zes zingen ze ook, ietwat eentonig of op trance-achtige wijze, het is maar net hoe je het bekijkt. Het rechterdeel van het gezelschap bespeelt consequent percussie en drums, terwijl het linkerdeel met regelmaat van instrument verwisselt, allerlei snaar-, strijk- of blaasinstrument passeren de revue. De drumpartijen kenmerken zich door subtiele tempowisselingen en bijna ongemerkt verschuivende patronen. Een exotische polyritmiek dat het verlangen bij de toehoorder naar verre bergstreken stilletjes aanwakkert… Als de muzikanten na een paar nummers gaan staan en in beweging komen begint het optreden zowaar wat schwung te krijgen.
Links op het podium weerklinken dan drie ‘huilende’ rhaitas, simpele blaasinstrumenten die fagotachtige huilklanken voortbrengen. Associaties met Pere Ubu dringen zich op… Het meest in het oog springend is echter de gimbri een raarhoekig snaarinstrument waarvan opvalt welk een geweldige diepe klanken ‘bandleider’ Bachir Attar eraan weet te ontlokken. Over psych-muziek gesproken…. De houten klankkast is omspannen met kamelenleer en de drie snaren zijn gemaakt van geitendarmen, deze kunnen zowel een melodie als bastonen voortbrengen. En dan zijn er nog mensen die zeggen dat er geen raakvlakken zijn tussen muziek en biologie…
Elk nummer van de Masters of Jajouka houdt minimaal 10 minuten aan. Fraai, exotisch en authentiek klinkt het, je kan er lekker in wegdwalen. Worm is vol en het publiek luistert aandachtig. Maar hey, dat is niet de bedoeling. “This is a party, not a performance!,‘ brult de bandleider onbehouwen in de microfoon. Gedanst mot er worden! Jaja, die Bachir, mooi typetje is dat. In tegenstelling tot de vijf sereen voor zich uitkijkende heertjes lijkt hij meer een man van de wereld. Zijn gewaad heeft hij nonchalant half open geknoopt, hij spreekt een beetje Engels en loert naar de dansende meisjes vooraan. De louche blik van een Ghadaffi op versierderspad, dat heeft hij ook een beetje…
Een memorabel optreden is dit wel. Toch schijnt er van al die westerse aandacht een zekere perverse werking uitgegaan te zijn. Er is namelijk tweespalt uitgebroken daar in de Marokkaanse bergen. Wellicht aangewakkerd door het aanhoudende VIP-toerisme en door de verlokkingen van instromende royalties zijn er namelijk momenteel twee orkesten actief die onder dezelfde naam spelen. Dat wil zeggen: Eentje daarvan (The Masters of Joujouka) blijft steevast in het dorp plakken, zij zijn wellicht de meest authentiek spelende versie van de twee. Bachir Attar daarentegen is leider van (let op de spelling) The Masters of Jajouka, hij heeft, zoals hij zelf met trots verkondigt, all over the world gezworven en ook een tijdje in Amerika gewoond. Met zijn Masters of Jajouka trekt hij nu de aardkloot over, inclusief samenwerkingen met hippe dj’s en gigs op Glastonbury en Roskjilde. Ik vermoed dat hij cash wil afrekenen na afloop…
Volledigheidshalve moet ik aan dit verhaaltje nog toevoegen dat de Rolling Stones, twintig jaar na Brian’s verscheiden, in 1989 terugkeerden naar Joujouka. Daar werden wederom opnames gemaakt, met dezelfde Masters of Jajouka als die nu in Rotterdam spelen. Het resultaat heet ‘Continental Drift,’ een werkelijk afschuwelijk nummer dat voorkomt op hun album ‘Steel Wheels.’ Naar verluidt kregen de muzikanten hiervoor 4.000 dollar uitbetaald. Het zal vast weer tot een hoop scheve ogen hebben geleid daar in dat bergdorpje….
0