Het leek wel een reünie daar in EKKO, met de voltallige Kettingzaag-redactie in the house. Maar we waren daar niet voor ons plezier. Of ja, toch wel.
Maar als het aan Bad Breedings lag dan werd er niet gelachen, waarbij ik moet opmerken dat ik weet dat lachen en plezier niet altijd iets met elkaar te maken hebben.
In ieder geval, Bad Breeding ging furieus van start. Er werd een spannend intro gedraaid, waarin een hoop onverstaanbaar geluld werd. Het was vast iets heel diepzinnigs met meerdere lagen en betekenissen.
– Biertje?
– Doe maar een Bitter Lemon.
Ze zijn boos, de boys, zoveel staat vast. De zanger stort zich meteen op de knieën en begint zich een ongeluk te schreeuwen. De drummer beukt er lekker op los. Snoeiharde, loeistrakke bastonen en een smerig maar te zacht gitaargeluid maken het feest compleet. Maar was het wel een feest? Het eerste liedje is afgelopen en verrek, daar is het intro weer. Of is dit het outro? Bam! En het volgende liedje wordt de zaal in gesmeten. Het is gooi- en smijtwerk. Muzikale bakstenen.
Als het tweede liedje is afgelopen begint de stem van het intro weer te brabbelen. Aha, we hebben hier te maken met een concept of zoiets en wellicht een achterliggende gedachte. De drummer zet het derde liedje in en de dan gebeurt er even niets. De gitarist maakt gebaren naar de drummer dat ie moet stoppen. Er is iets aan de hand met zijn ‘geluid’. Hij hurkt en gaat lopen kutten met een pedaal of zo. En ondertussen ouwehoert het intro maar door.
Kijk, ik vind het prima dat bands geen contact zoeken met het publiek en een soort van hip afstandelijk willen zijn, maar wees dan ook een vent en speel door, wanneer je je publiek tegen de achterste muur wil spelen. Nu veranderde het geschreeuw ineens in weinig wol. De rest van de show was meer van hetzelfde. Oh ja, en er werden ook nog beelden geprojecteerd die niet te ontcijferen waren. Te veel van alles, te veel nikserig gedoe. Niet rock en roll.
Eagulls hadden ook een intro, maar daar bleef het ook bij. Wat een goeie band is dat. En ze worden iedere keer beter dat ik ze zie. Het geluid was fantastisch. Eagulls spelen ook loeihard en ik vreesde het ergste, maar de leadgitarist was zo nozel geweest om zijn versterker om te draaien. Gewoon blazen dus.
Hier de hit:
De clip is thuis in de kelder gemaakt, met varkenshersens. Een meteropnemer van het energiebedrijf vond dit vieze zaakje en heeft toen de politie gebeld, met de mededeling dat er rottende menselijke hersens werden gefilmd. Daarop heeft de politie een inval gedaan.
Ze speelden zo’n beetje hun hele plaa en een stuk of 3, 4 oudere en nieuwe nummers. Waar de plaat af en toe een beetje ‘dichtgemetseld’ klinkt was het optreden een behoorlijk open bedoening. Open wonden die hun muzikale pus rijkelijk vrijgaven. Die leadgitarist is echt goed, net als de rest van de band trouwens.
Momenteel zijn ze bezig met nummers schrijven voor de nieuwe plaat en op het ene nieuwe nummer afgaand wordt dat een fijn ding. Melodieuze postpunk waarbij The Wipers en The Fall nooit ver weg zijn. Maar je moet zoeken naar de invloeden. Uiteindelijk klinken Eagulls als Eagulls. Als je de mannen bezig hoort en ziet dan zou je denken dat het idee ‘Engeland’ behoorlijk failliet en naar de knoppen is. Dat gezegd hebbend: Nooit vies van een hype of achtentwintig per week en evenzoveel kutbands, brengt het voormalige empire in dit geval eens iets goeds voort in de gestalte van Eagulls.
Oftewel: hoe hopeloosheid en uitzichtloosheid hoopvol kunnen stemmen en perspectief kunnen bieden. Als je ‘m nog niet hebt, koop die plaat.
– Frank’s Possessed-
Zo gezegd zo gedigiedaan. De vijf mannen van deKettingzaag (er staat nog een vacature voor een vrouw open) met vijf meningen over Eagulls. Mijn verwachting moest concurreren met het spetterende drie-nummer optreden in maart. Toen waren ze de opener van het 3voor12 podium van Motel Mozaique in het spiksplinternieuwe hotel NHOW. De hotelmanager dacht waarschijnlijk ‘leuk zo’n akoesties setje, dat trekt weer wat consumerende en hippe gasten naar mijn hotelletje’. De mannen van Eagulls hadden een ander plan. Geen Hotel Calfornia, maar ‘Tough Luck’ voor de hotelmanager.
Maar daarmee was een reputatie gemaakt en gelukkig volgt er een herkansing in Ekko. Het begon allemaal wat sloom; een intro dat te lang doorgaat waardoor de ongeduldige zaal al snel roept ‘dat dit wel heel makkelijk verdiend is’ en de gitarist die mysterieus lang verstopt is om snaren, plectrums en versterker te zoeken en te repareren. Daarna klinken de eerste nummers wat rommelig en ongeïnspireerd. Maar halverwege begint het te draaien. De lampen gaan uit, zanger George Mitchel neemt nog een nipje rode wijn en een grote slok water om het weg te spoelen en het flangerknopje van de gitaar draait op volle toeren. Opeens klinken daar de songs weer zo fel als op de uitstekende plaat en spatten ze recht in je smoel. Ook de nieuwe nummers roepen hoge verwachtingen op, al is er nog geen sprake van een nieuwe plaat. Eerst moet de wereld nog veroverd worden met behoorlijk intensieve tour langs alle uithoeken van de wereld. Te beginnen vanavond met een gratis ingelast verrassingsconcert in Venue219. Dus A’pen gaat dat zien!
0