Eerst de zaterdag. Over de zaterdagavond zwijg ik liever want toen leek het wel of ik mijzelve kwijt was. Het uitgaanspubliek had opeens mijn geliefde festival overgenomen, zo leek het wel. In TiVre overal blije gezichten op het podium, overal blije gezichten in het publiek. En overal bomvolle zalen en rijen voor de deur. Overal mannen met van die bontgekleurde feestbloesjes aan. Overal vrouwen die hun handen in de lucht steken, als om aan te geven dat zij zich amuseren. Kortom een horrorscenario, ik was dan ook als een kind zo blij om weer vroeg in mijn mandje te kruipen. Lekker cocoonen met mijn hoofdje onder de dekens. Lekker wegdromen over de zondag die komen zou. Zzz….
Lewsberg in de lobby van De Helling, daar waar eerst het rookhok was
Maar even later schrok ik wakker, slechts één zaterdagse act was me toch goed bijgebleven. ’s Middags namelijk was in het oord Rotsoord ‘le Mini Who’ gaande en aldaar stuitte ik op het kwartet LEWSBERG. Curieus is dat deze band zich vernoemd heeft naar de Rotterdamse auteur Robert Loesberg, maar dat er op hun LP her en der soundbytes staan van een andere Rotterdamse schrijver, Cor Vaandrager. Beide waren actief in de jaren 70-90, de tijd dat Rotterdam nog een helse en verdorven plek was, de tijd van Keileweg, Perron Nul en Pauluskerk. Het zal ook in die periode geweest zijn dat Arie van Vliet, de zanger-gitarist van Lewsberg, ter wereld kwam. Ik stel me voor dat hij op een beslissende fase in zijn leven uit het raam keek en toen alleen maar oerlelijke nieuwbouw waarnam. Als natuurlijke schrikreactie klampte hij zich vast aan de platenkast van zijn vader en daar tuimelde pardoes een plaat van de Velvet Underground uit. Sindsdien vormt die band de grote inspiratiebron voor Arie, en Lewsberg vormt daar de weerslag van. Arie is een droogstoppel van het droogste soort (niet voor niets heette zijn vorige band Boring Pop), compleet met bandplooi ribbroek. In zijn rol van polder-Lou Reed zingt hij lekker houterig en met een vet Nederlands accent, een beetje zoals Wally van Middendorp dat vroeger in de Minny Pops deed. Ik vind dat een pré want niks ergers dan Nederlanders die in accentloos Engels proberen te zingen! Lewsberg speelt Lijnbaanstrak en er zit een lekkere VU-groove in. Misschien nog iets meer eigens toevoegen en Nederland heeft er een band van wereldklasse bij!
En toen was het…… zondag 11 november
Van Lewsberg is het maar een kleine stap naar een andere literair-geïnspireerde Nederlandse band, THE AVONDEN. Zij spelen op zondagavond in het rookhok van dB’s. Het is de band van ex-Hospital Bombers drummer Mark van der Holst. Het grote verschil met Lewsberg is dat The Avonden in het Nederlands zingt. En daarnaast heeft Mark een mooiere zangstem, meer de kalme bariton van een Boudewijn de Groot. Maar ook The Avonden brouwen perfect gespeelde lofi-indiepop, geschoeid op de leest van bands als Mountain Goats en Velvet Underground. Hun teksten betreffen wrange observeringen en lijken vooral weinig gesmeerd lopende relaties als onderwerp te hebben, almede de wanhoop die die zoal met zich meebrengen. Omdat de teksten in onze moerstaal luiden ga je er als luisteraar plotseling actief naar luisteren. Dat zoiets uitzonderlijk is zegt veel over de bijzondere kwaliteiten van The Avonden alsook ook over de deplorabele staat waarin de Nederpoep verkeert, vind ik.
The Avonden in het rookhok (‘kleine zaal’) van dB’s. Hieronder Endless Boogie
Maar wacht even, ik vertel de zaken in de verkeerde volgorde. De zondag begon namelijk al kakelvroeg, ’s ochtends om 12.30 uur besteeg ENDLESS BOOGIE in dB’s reeds het podium. Een godsonmogelijk tijdstip natuurlijk en gevreesd mocht dan ook worden voor een historisch lage opkomst. Maar niets bleek minder waar, de zaal liep gewoon bommetjevol! Helaas maakt Endless Boogie niet veel opwinding los. De band, ooit uit het oefenhok geplukt en op de plaat geslingerd door Stephen Malkus, heeft zich raak vernoemd naar een John Lee Hooker-LP, want eindeloos doorboogiën kunnen ze als geen ander. Een beetje zoals vergeten helden als Steppenwolf, Canned Heat en ZZ Top dat ook konden. Teksten en zangmelodieën zijn bij Endless Boogie bijzaak. Slechts een nummer of vier spelen ze in 50 minuten! Paul Major is de oprichter/frontman/zanger/gitarist van deze band, een ouwe man met een jongemeisjeskapsel, vandaar waarschijnlijk dat ik maar niet afkom van die Armand-associatie. Af en toe krijgt hij de geest en dan klinkt hun ouderwetsige rock toch ineens lekker en eigentijds. Al met al denk ik: als deze band uit Breukelen afkomstig was in plaats van Brooklyn dan had er geen kraai ernaar gehaand.
Een paar uur later is het de beurt aan MUDHONEY, de legendarische masters of grunge. Dat is vooral spannend omdat ze in de Spoorwegkathedraal spelen, voor de gelegenheid omgedoopt tot ‘WAS.’ Voor zover ik weet is er in dit zwaar industriële gebouw nooit eerder een popconcert gegeven, dus dan is het afwachten hoe zoiets uitpakt. Als ik binnenkom kan ik mijn ogen niet geloven. Mudhoney is al begonnen, ik kijk tegen een muur van ruggen aan. De band is echter nergens te zien, die staan ergens voorin op een podium dat dus ultralaag moet zijn. Welke idioot heeft dit bedacht? Even op een kist staand kan ik in de verte wat fel verlichte kuifjes onderscheiden, dus dat zal dan Mudhoney wel zijn! Omdat achterin het geluid ook zwaar ruk is besluit ik om meteen maar rechtsomkeer te maken. En ik ben niet de enige. Wat een deceptie! Okay, van mensen die vooraan gestaan hebben (waaronder naaste familie) hoor ik achteraf dat zij een tof concert meemaakten. Maar een band met de allure van Mudhoney die gun je toch een Ronda-behandeling, precies zoals Dinosaur jr. die twee jaar terug nog toeviel? Dit echter is een pure aanfluiting. Ik bedoel, als je lieve oma met de kerst komt dineren dan zet je haar toch ook geen hondenvoer voor?
Oh ja, en dan nog iets: pakweg 30 jaar terug speelden Mudhoney al een paar keer in het oude Tivoli, vandaar dat ze nog weleens in het tegenover liggende Café België gespot werden. Eén van de Mudhoneys kwam daar de vrouw van zijn leven tegen, een knappe Utrechtse met zwart geverfd haar, ik zie haar nog zó voor me. Ze ging mee naar Seattle en trouwde daar met hem. Maar wie ik dit verhaal ook vertel, niemand schijnt er iets vanaf te weten. En toch is het zo! Dan zelf maar eens even stevig online ploegen, en ja hoor, dit kom ik tegen over hun ex-bassist Matt: “The song “Lukin” by Pearl Jam was named after Matt Lukin. Matt married a Dutch woman, Manon, whom he met in the Tivoli Club in Utrecht, The Netherlands. They have been together in Seattle ever since. Pearl Jam lead singer Eddie Vedder stated this before dedicating “Lukin” to the couple during Pearl Jam’s performance on 29 August 2006 in De Gelredome, Arnhem. What he said can be heard on the Pearl Jam official bootleg of that same date on the song “Lukin.”
Afijn. Daarna snel doorfietsen naar de nieuwe platenzaak Dig-It op de Loeff Berchmakerstraat alwaar DANIEL ROMANO een verrassingsoptreden geeft. Tjonge wat is hij nog jong, dat is de eerste gedachte die opkomt als deze veteraan zijn gitaar pakt en op de toonbank gaat zitten. Hij ziet er hip uit met allerlei frisnieuwe kleertjes aan, compleet met zo’n ouderwets olijk doekje om zijn hals gestrikt. Wat volgt is een adembenemend mooi en charmant optreden. Daniel komt relaxed en zelfverzekerd over, hij kan dan ook putten uit een uitgebreid en puik repertoire. Aldoor vraagt hij het publiek om verzoekjes die hij vervolgens met groot gemak uit zijn countrymouw schudt. Soms weet hij het effe niet maar geen nood, hij grapt zich er dan soepel doorheen. Onverwacht houdt hij niet, zoals gebruikelijk, bij een kwartiertje spelen. Nee hij gaat zeker zo’n drie kwartier door! Zeer memorabel dit!
Ancient Shapes
Een paar uur later zien we Daniel Romano opnieuw in actie, nu in Db’s met zijn nieuwe project ANCIENT SHAPES. De berichten waren hem al vooruitgesneld (laaiende recensie in NRC Next) en hij stelt niet teleur. In vergelijking met vanmiddag gooit Daniel het nu over een compleet andere boeg, niks geen country meer, hij is nu een punkrocker pur sang en heeft nu ook lippenstift op. Zodoende roept hij plots verwijfde seventies-iconen als David Johanssen (New York Dolls) of Mick Jagger (The Beatles) in herinnering. Pijlsnelle en retestrakke, meerstemmige punkrock, tot in de puntjes verzorgd. Leuke covers van Swallow my Pride (Ramones) en I Can’t Explain (the Who). Voordat je beseft waar je naar kijkt is het al afgelopen, alsof er een stopwatch meeliep. Puf puf, duurde dit slechts een half uurtje? Wat een trip…
Mark Wynn laat zien wat hem dagelijkse op de been houdt: schoonmaakwerk!
In het rookhok van dB’s staat MARK WYNN al klaar. Hij is zojuist met de trein uit York aangekomen. Afgaand op allerlei YouTube-clipjes is de verwachting een punky troubadour a la John Cooper Clarke, Moldy Peaches, Jeffrey Lewis of Television Personalities. Maar de werkelijkheid is anders, we krijgen iets totaal anders dan verwacht. Mark is een wat nerveus ogende begin 30-er. Uit zijn laptop tovert hij een paar bestaande popliedjes waar hij wat overheen karaookt (Jimmy Mack van Martha & the Vandellas; Chinese Rocks van The Heartbreakers), maar de hoofdmoot van zijn optreden zou ik eerder stand up comedy willen noemen. Niks lukt in het belevingswereldje van Mark, hij is iemand die van de nood een deugd maakt en onhandigheid, onzekerheid en besluiteloosheid tot kunst verheft. Het resultaat is een bij vlagen grappige anti-performance, waarbij evenwel het zaaltje gaandeweg leegloopt. Een paar uur later buiten bij dB’s zie ik toevallig Mark ook weglopen, richting Station Zuilen. Zijn gitaar (die hij nauwelijks gebruikt heeft) op zijn rug gebonden. Als een soort Lucky Luke verdwijnt hij in de nacht en het lijkt me sterk dat we hem ooit nog terugzien.
In de Grote Zaal van dB’s aangekomen blijken The UROCHROMES (leuke naam, het zijn de chemische elementjes die ervoor zorgen dat je pis geel kleurt) al begonnen te zijn. Ook hier krijgen we iets anders voorgeschoteld dan verwacht. Geen synth punk maar gewoon brute punk. Vier mannelijke mannen uit LA die een muur van geluid neerzetten. De zanger weet alle aandacht op zich gericht. Voorovergebogen en met uitpuilende ogen de zaal rondkijkend spuwt hij a la Henry Rollins zijn teksten in de microfoon. De meest muzikale gast van dit gezelschap is echter de drumcomputer, met af en toe gave percussieve uitstapjes voorkomt dit apparaat dat deze band voorspelbaar wordt. Het geeft te denken.
Twee keer Crack Cloud
Een onverwachte sensatie van de bovenste plank is CRACK CLOUD dat de zondag afsluit in dB’s. Crack Cloud is een jong ogend zevenmansband uit Calgary. Of eigenlijk is het meer een multimediacollectief moet ik zeggen. Ze komen behoorlijk radicaal over en ogen meer als een militaire unit. Haren zijn kortgeknipt en geblondeerd, armen zijn getatoeëerd, gezichten besmeurd met rode en zwarte smeersels. Focaal middelpunt van dit gezelschap is de zingende drummer die frontstage geposteerd zit. Hij wordt geflankeerd door een bassiste in overall en twee dudes die met elektronica en persussie in de weer zijn. Daar weer naast spelen maar liefst drie gitaristen drie precies dezelfde Fendergitaren op precies dezelfde wijze: staccato punkfunk waar doorheen de echo’s van The Popgroup en The Gang of Four helder weerklinken. Uiterst strak en georganiseerd speelt dit gezelschap, uiterst fris, modern en radicaal komen ze over. Tussen de nummers door, als het applaus is uitgestorven, zijn de stiltes om te snijden, juist omdat zij zelf fluisterend met elkaar communiceren. Brr dat komt pas echt militant over! Toen Trump aan de macht kwam werd er hier en daar al reikhalzend uitgekeken naar wat het muzikale antwoord daarop zou zijn. Welnu, het mogen dan wel Canadezen zijn, Crack Cloud laat the youth of America horen in al zijn glorie. Er is nog hoop….
Ahum, even indruk maken met mijn Swamp Dogg LP-collectie
Omdat het dan nog maar 21.15 uur is, besluit ik tot een afzakkertje bij mijn ouwe held SWAMP DOGG (overigens: hoe denk je dat Snoop Dogg aan zijn naam komt?) in de Ronda. Jerry Williams, zoals hij in werkelijkheid heet, komt op in roze showpak, compleet met roze hoed en roze schoenen. Hij loopt moeizaam met wandelstok en beklaagt zich over zijn recente rugoperatie. Mijn persoonlijke vrees dat hij niet meer goed bij stem zou zijn (gezien zijn huidige auto-tune escapades) blijken niet gegrond, gelukkig maar. Zijn stem is nog mooi vol een en een nummer als Synthetic World klinkt gewoon nog helemaal goed. Maar helaas zijn het de aloude North Sea Jazz-manco’s die hier weer opspelen: te lang uitgesponnen nummers, ingehuurde Hollandse blazers, foute keyboards, gierende gitaarsolo’s en een domme drumsolo. Als the Dogg ook nog heel openhartig over zijn Viagragebruik rept begint het besef in te dalen dat hier een man staat die op de drempel van zijn levenseinde staat. Tegelijkertijd begint dan ook het respect en ontzag voor deze legende erin te hakken. Wat dan volgt is HET absolute moment van deze LGW, Swamp Doggs’s ‘Grand Finale.’ Als laatste nummer wordt I Just Got A Message to You van The BeeGees ingezet en omdat hij niet meer bukken kan laat hij zich op zijn knieën vallen en kruipt als een gewond dier over de rand van het podium. Helemaal van rechts naar links kruipt hij, minutenlang, onderwijl tientallen welgemeende en stevige handen gevend aan het ontroerde publiek. Hold on….hold on…. blijft hij maar zingen. Brok in de keel! Als even later zijn brede roze rug langzaam in de coulissen verdwijnt besef je dat dit echt de laatste keer was. Dag lieve Swamp Dogg, daag!
0
One thought on “Le Guess Who: het venijn zit in de staart”
Comments are closed.