Regenjassenreggae uit Manchester

De verhalen over het welbekende Factorylabel uit Manchester liggen voor het opscheppen. De laatste twintig jaar zijn er tal van boeken en documentaires verschenen van muzikanten wier muziek op het label verscheen, van de labelbaas en -medewerkers zelf en van een aantal labelbiografen die opkomst, bloei en ondergang van het label vaak van nabij meemaakten. Je zou het verhaal van Factory intussen zelfs redelijk uitgekauwd kunnen noemen. Desondanks blijken zich nog steeds interessante nieuwe verhaaltjes schuil te houden in de mythefabriek die het label was. Een voorbeeld daarvan is het verhaal van X-O-DUS, de reggaeband van het label.

Dat het verhaal van Exodus (want met die naam is de band ooit opgericht) niet zo bekend is, komt misschien vooral omdat de band vrijwel de enige “English Black Boys” waren op een overwegend wit label. Weliswaar was een van de labelbazen van Factory van kleur en had A certain Ratio een zwarte drummer: niemand zal ontkennen dat het gekleurde deel van Groot-Brittannië niet de belangrijkste doelgroep van het label was. 

Een andere reden dat Exodus nooit veel aandacht heeft gekregen is dat de band in zijn bestaan slechts één 12” single heeft uitgebracht. English Black Boys, met op de b-kant See The A’Come verscheen in 1980 op Factory en kreeg het catalogusnummer Fac 11. De single verscheen, geheel in de traditie van Factory, niet zonder slag of stoot.

https://youtu.be/bjGsXe1hI98

Kantje A, meer dan 10 minuten puike postpunkdub

Exodus bestond al sinds 1975 en was tot hun 12” op Factory verscheen uitsluitend een liveband. Ze brachten hun politieke, antiracistische teksten op allerlei podia. Punk was in volle gang en de band paste naadloos in de daarmee samenhangende interesse in reggae. Beide genres bevonden zich buiten de mainstream en dat schiep een band. Exodus deelde in Manchester het podium met lokale punklegenden als The Distractions en Frantic Elevators (de band van Mick Hucknall, later van Simply Red), maar ook met The Mekons. 

De band speelde in 1979 ook in de Russel Club. Dat was een soort voorloper van The Haçienda, met Tony Wilson, Alan Rasmus en Peter Saville (inderdaad: de labelbazen van Factory) als eigenaar. De manager van Joy Division was bij dat concert en stelde aan het drietal voor een single van de band uit te brengen. Omdat niemand bij Factory enige kaas gegeten had van reggae, huurde het label Dennis Bovell in om de boel in goede orde op de band te zetten. Bovell was in die tijd befaamd vanwege zijn werk met The Slits en The Pop Group. 

12 juni 1979 in The Russell Club (a.k.a. The Factory). Op hetzelfde lijsje als Simple Sinds, Human League en Wire!

In juni 1979 had Bovell met de band twee nummers opgenomen, maar vanwege een lange vakantie in de Bahama’s kon hij ze pas begin 1980 afmixen. Daarna duurde het nog een hele tijd voordat Peter Saville het (toch redelijk minimalistische) hoesontwerp af had. Daarna was er verdere vertraging, omdat er in Londen al een band bleek te bestaan met de naam Exodus. De band herdoopte zich daarom tot X-O-Dus.

In april 1980 verscheen dan eindelijk de single. En hoewel John Peel het plaatje blijkbaar een warm hart toedroeg (het zal eens niet) verkocht het plaatje niet heel rap. De band zelf was er eigenlijk ook niet erg tevreden mee. De lang uitgesponnen dubby versies die Bovell van hun nummers had gebrouwen deed volgens de band weinig recht aan wat ze er op het podium mee deden.

De band sprak met Tony Wilson af dat de volgende release een 7” single zou zijn en dat er een album zou komen. Helaas gooide de dood van Ian Curtis roet in het eten. Joy Division werd in 1980 zo populair dat Factory er zijn handen aan vol had. Voor andere bands was nauwelijks aandacht. X-O-Dus nam wel een aantal nummers op, maar die bleven op de spreekwoordelijke plank liggen. In 1981 stopte X-O-Dus zelfs helemaal te bestaan. Gefrustreerd over het uitblijven van succes hingen de leden hun instrumenten aan de wilgen.

De heruitgave door LTM, verzorgd als altijd

Het is te danken aan het LTM-label van James Nice uit Edinburg dat de onuitgebrachte nummers van X-O-Dus nu toch te beluisteren zijn. LTM heeft zich gespecialiseerd in het (her)uitbrengen van albums die eerder verschenen op Factory en het gerelateerde Les Disques Du Crépiscule. Zo verschenen er op het label al zorgvuldig samengestelde nieuwe uitgaven van albums van The Names, Section 25, The Wake en Tuxedomoon. En nu is dus ook X-O-Dus aan de beurt. Op de vinylversie van het album staan, naast de nummers van de Factorysingle, vijf eerder niet verkrijgbare nummers. Op de ceedee en op Spotify staan er zelfs nog meer. Allemaal even puik. Deels zijn ze politiek geëngageerd, maar een aantal gaat ook gewoon over de liefde. Doodzonde dat deze plaat niet gewoon in 1980 of 1981 is verschenen. De band had het zeker in zich om groot te worden. Groter dan Factory zelfs.

Of toch niet? Op de uitgebreide versie van de LTM-re-release staat als bonustrack een nummer van The Dave Reid Band. Dave Reid was de gitarist van X-O-Dus die, net als andere bandleden, na het uiteenvallen van de band doorging met muziek maken. Maar met hem liep het allemaal niet goed af. In 2013 legde een rechter hem zestien jaar gevangenisstraf op vanwege misbruik van een jonge vrouw begin jaren tachtig.  Weliswaar speelde dat allemaal na de periode bij Factory, maar het had het succes van de band natuurlijk erg in de weg gestaan. En zelfs nu zorgt het voor een nare bijsmaak bij het beluisteren van de muziek van de band. Sommige dingen kun je als muziekliefhebber maar beter niet weten.

Bronnen en sommige foto’s: LTM Recordings en , CerysmaticFactory

0

Comments

comments