Als ik me eenmaal een weg gebaand heb door het overvolle en lawaaierige ‘uitgaansgebied’ dat de volledige Amsterdamse binnenstad tegenwoordig is, blijkt het binnen bij Paradiso al net zo erg. De tent is tot de nok gevuld, massa’s kletsgraag volk in alle hoeken en gaten. Het lijkt wel of de huis-PA van Paradiso daar tegenop probeert te boksen, het gaat gepaard met héél véél volume en héél véél basgeluid. Een kwelling voor het gehoor, zonder oordoppen heb je daar als argeloze bezoeker sowieso niks te zoeken. En dan spelen er ook nog de leukste nieuwe bands… Welkom bij London Calling, editie twee van 2019!
Tot voor kort hadden mijn maten & ik bij London Caling immer de gewoonte om zoveel mogelijk in de Kleine Zaal te blijven hangen. Immers de ervaring wijst uit dat op dat podium traditiegetrouw de interessantste muziek te horen valt en het is er ook nog eens prettig vertoeven. De menselijke maat overheerst daarboven zogezegd, je knoopt nog eens een gesprekje aan en het bier smaakt boven altijd beter dan beneden, if you know what I mean. Het nijpende van deze editie van London Calling is dat alle aansprekende bands dit keer in de Grote Zaal geprogrammeerd staan.
Het Bangkokse gezelschap KHANA BIERBOOD (binnenkort ook op Le Guess Who) speelt wel in de kleine Zaal, bijna anderhalf uur lang zelfs. Op papier beschikken ze over een mooie sound (‘ye-ye, spaghetti westerns, oosterse soundtracks’) en van hun groepsnaam krijg je dorst, maar als deze zesmansband eenmaal losgaat blijkt het aanvankelijk vooral slap Thais gehark. Tegen het eind ( na The Murder Capital blijken ze nog steeds te spelen) is het al stukken beter en laten ze zien wat ze waard zijn. Licht exotische psych a la the Boogarins, dat is vooral te danken aan de zeer geïnspireerd klinkende gitarist. Een korte en krachtige set was hen gegund geweest, nu blijft de indruk hangen van een zalvend, weinig opzienbarend geluid.
In de Kleine Zaal staat ook AUTOMATIC, drie jonge meisjes uit LA die volgens hun bio de mosterd halen bij NEU! en Suicide, Oei denk ik dan, dat zijn Hele Grote Namen. Alleen al uit hoogachting voor die lui moet je voorzichtig zijn hen zomaar te namechecken. Mijn vrees komt uit: best wel aardig die synth-deuntjes van de dames, de drumster tikt lekker puntig en de bassiste weet leuke loopjes uit haar instrument te toveren. Maar al met al zijn de liedjes en de voordracht veels te vriendelijk, te bleu en te weinig radicaal om te beklijven. Een weinig opzienbarende cover van “Mind your own business’ van Delta 5 verandert daar niks an. Je vraagt je af: hoe kan het bestaan dat dit soort bandjes in een dergelijke premature fase nu al hierheen gehaald worden? Beter ware het als ze eerst nog wat jaartjes rijpen, dat ze in het kroegencircuit van downtown LA door schade en schande wijs worden, alvorens hier voor de leeuwen geworpen te worden. Maar jammer voor deze poepies, nu is het een kansloze missie. Over CO2-reductie en subsidieverspilling zal ik het hier niet hebben, maar festivals hebben tegenwoordig de mond vol over ‘duurzaamheid’ zonder het meest voor de hand liggende te doen. Ik zeg: ze zouden onze leefomgeving een grote dienst bewijzen als ze eens wat minder kritiekloos en op grote schaal voortdurend flutbandjes uit verre oorden laten invliegen. Zo, dat is eruit!
Wel goed gerijpt is het Australische RVG, opgebouwd uit veteranen uit het Melbournse bandjes-scene. Ik had nog nooit van ze gehoord, eerlijk gezegd. Al vroeg in de avond maken ze een behoorlijk diepe indruk. Hun zonnig klinkende, bedrieglijke simpele, groovy softrock klinkt als een onwaarschijnlijke mengeling van Chills, Waterboys en Alabama Shakes (zelf verwijzen ze liever naar andere 80s iconen als Psychedelic Furs, Soft Boys en landgenoten Go-Betweens). Is het groepsgeluid van zichzelf al smaakvol, alle aandacht gaat uit naar zangeres Romy Vager. Nou ja zangeres.. zij is eigenlijk een hij. Of andersom, dat weet ik niet zo goed, gender fluid is hier de passende term. Overal in openbare gebouwen worden er thans toiletten gebouwd voor dit soort mensen, preciezer dan dat kan ik niet zijn! Afijn, die Romy Vager is a natural. Zij (ja, het heeft een jurkje aan) heeft heel wat te vertellen. Met de rauwe en krachtige stem van een kenau en met een dwingende voordracht laat ze het publiek aan haar lippen hangen. Haar rechterhand gebruikt niet zozeer om gitaar mee te spelen maar meer om met een heel arsenaal aan kordate gebaartjes haar woorden kracht bij te zetten. Vanzelfsprekend gaan die nummers over haarzelf, over haar verleden en over alle nare ervaringen met de boze buitenwereld, ‘I’ en ‘you’ zijn niet voor niets de twee meest voorkomende woorden, zo lijkt het. Meteen maar effe hun plaat ‘A quality of mercy’ uit 2017 aangeschaft, daar kun je alle teksten teruglezen. Oh ja, en de afkorting RVG staat natuurlijk voor de Romy Vager Group.
In de grote Zaal staan THE MURDER CAPITAL en SQUID, twee bands waarvan ik het voorrecht had om ze nog geen twee maanden geleden nog allebei hun Nederlandse podiumdebuut te zien maken, op Vlieland bij Into The Great Wide Open was dat, lees hier terug.
Van die twee is The Murder Capital dé grote naam op het affiche van vanavond, een echte publieksmagneet. Het lijkt wel of tout Mokum is uitgelopen om deze nieuwe sensatie, dit Ierse wonder met eigen ogen te aanschouwen. Tot in de puntjes verzorgd ogen ze, de Kettingzaag Pluim van de Week gaat deze maand dan ook uit naar de kappers en stylisten van The Murder Capital. ‘Dwingend’ en ‘íntens’ zijn de toverwoorden bij deze Dubliners, de luisteraar bij de strot pakken met onontkoombare muziek is hun missie. De eerste tien minuten houdt het vijftal zich muzikaal in, het klinkt vooral duister, ingehouden en dreigend. Dit wordt nog benadrukt door de boze blikken van zanger en gitarist. Op de rand van het podium staand en badend in het tegenlicht turen ze onderzoekend het publiek in, als om te checken of iedereen wel bij de les is. Je voelt hem al aankomen, daarna barst het los, met veel heen en weer gespring, gepodiumduik en met nauwkeurig gedoseerde muzikale, ‘emotionele’ en zaallichttechnische ontploffingen. Na afloop zal vermoedelijk een meerderheid van de meute naar huis fietsen met het gelukzalige idee ‘the next big thing’ aanschouwd te hebben, maar ikke ben nog steeds niet overtuigd. Het is wat mij betreft meer vorm dan inhoud, meer theater dan écht goeie muziek bij deze lui. Maar misschien voel ik de tijdgeest niet goed aan en is er right now behoefte aan een nieuwe Joy Division, al dan niet net zo aangrijpend als de Mancunians ooit waren.
Daarna is het de beurt aan SQUID uit Brighton. Waar The Murder Capital nog enigszins weet te profiteren van de holle grafkeldersound die de Grote Zaal met zich meebrengt, daar heeft Squid daar duidelijk onder te lijden. Het Paradiso soundsystem dwingt hen in een keurslijf van een soort spierballen powerrock. Niet alleen poeplelijk maar ook funest voor bands die het van nuances en frivoliteit moeten hebben. Arme jongens, zo wordt de essentie van Squid in één klap weggevaagd. Weg subtiliteiten, weg knisperende percussiesound, weg vrolijkmakende Pere Ubu-invloeden. Hetzelfde verhaal gaat op voor NIGHT MOVES uit Minneapolis, die een uur ervoor op hetzelfde podium staan. Qua uiterlijk zien ze er heel 1968 uit, dat is wat verwarrend want op hun platen streven ze meer een 70s sound na. Hoe dan ook, hun muziek hoort sprankelend en verfijnd te klinken, en ook dat komt totaal niet uit de verf. (ps: Mark Ritsema, zo heet één van hen!)
Als je mij nou op de man af vraagt wat ik een gave band vind, dan antwoord ik zonder dralen: SHEER MAG! Ze hebben al drie keigave platen uit en vanavond -of eigenlijk deze nacht, de zaal is al voor driekwart leeg- kan ik ze eindelijk eens live aanschouwen. Blikvanger van deze band uit Philadelphia is zangeres Tina Halladay. Net als Shannon Shaw (van Shannon and the Clams) trekt ze zich geen reet aan van haar vermeende ‘overgewicht.’ In plaats daarvan staan deze blondines geheel zelfverzekerd een goeie retro-band-met-een-twist te leiden. Maar waar Shaw het zoekt in early 60s tunes, daar heeft Sheer Mag meer iets met de muziek van zo’n 15 jaar later. Uit de tijd dat ‘hardrock’ nog de term was en het woord ‘metal’ nog uitgevonden moest worden. We hebben het dan over illustere 70s bands waar tegenwoordig geen jongere meer naar luistert, maar die ontegenzeggelijk hun kwaliteiten hadden. Over Bachman Turner Overdrive, Lynyrd Skynyrd en vooral Thin Lizzy…. Sheer Mag stoeit er vrolijk mee, met vier dudes op gitaar die lekker wijdbeens hun riffs eruit gooien. Het levert ongecompliceerde punky gitaarrock op a la A Giant Dog, compleet met bluesy boogie-guitarlicks, dual guitars en af en toe zo’n antiek aandoende opgierende gitaarsolo. Die is dan niet zozeer bedoeld om met veel volume te overdonderen, maar eerder om de boel te verluchtigen. En een strot dat die Tina heeft! De hele zesmansband (vier keer met bril, zegt dat iets?) kolkt dan ook voortdurend om haar stem heen. Verheugd roep ik uit: fat girls are it!
Om mijn arme oortjes geen verder geweld aan te doen hou ik het op Dag 2 verder maar voor gezien. Wel zonde van die dagkaart…
0