Twee boerenkinkels op een hippe soundtrack

Een behoorlijke arthouse-hit is momenteel de Australische film Babyteeth. Een typisch coming-of-age verhaal is het, over een opbloeiende verhouding tussen een drugs consumerende doch goedhartige jongeman en een goeduitziende doch aan kanker lijdende jongedame. Dat hun romance tot de ondergang gedoemd is komt als geen verrassing.

Overal in de media’s incasseert deze film minimaal vier ballen, dus waardering alom. Men roemt de originaliteit en de gedurfde aanpak van het onderwerp. Ik daarentegen lijk wel de enige te zijn die er niet kapot van is. Persoonlijk vind ik het maar een traag voortslepende en aanstellerig overkomende tranentrekker, waarvan de pruik-capriolen sterk aan ‘Turks Fruit’ doen denken en het gewoon-stug-doorgaan-ondanks-alles-thema aan ‘Simon’ Maar ja, wie ben ik?

Toch is, zoals je steeds vaker tegenkomt tegenwoordig, de soundtrack zeer de moeite waard. Of misschien is de soundtrack zelfs beter dan de film. Wat zeg ik, de soundtrack van Babyteeth lijkt wel een hippe compilatie van 10 jaar Le Guess Who! Zo horen we ondermeer ‘Biznezz’ van Tune-Yards, ‘Come meh way’ van Sudan Archives en ‘Diamond Day’ van Vashti Bunyan, allemaal hippe acts die al eerder bij LGW te zien waren. Ook een prachtliedje is geplakt onder onderstaande scene. We horen hier de broers Donnie en Joe Emerson met het fraaie ‘Baby’ uit 1979, ‘a song that seems to endlessly circle around its own centre.

https://www.youtube.com/watch?v=XDfXwg5oP6c&ab_channel=tomotomo

Het verhaal van de broertjes is te ongewoon om hier onvermeld te laten: als teenagers woonden ze nog bij hun ouders in een veraf gelegen boerengehucht, in een plaatsje genaamd Fruitland, Washington. Destijds bleef hun muziek onopgemerkt, en dan bedoel ik ook volledig onopgemerkt. Dat ze überhaupt een LP konden maken was louter aan hun vader te danken want die was ervan overtuigd dat zijn zoontjes over talent beschikten.

Dat muzikale begon ermee toen pa een nieuwe tractor aanschafte waarin een radio ingebouwd zat. Dat ding braakte de godganse dag popmuziek uit, iets wat de jongens tot op dat moment nog nauwelijks kenden. Beide zoons waren op slag verkocht, ze waren niet meer van het wonderapparaat weg te slaan. In feite vormde het hun enige, echte contact met de buitenwereld! Naar verluidt reden de jongens zelfs na een 12-daagse werkdag nog extra rondjes om de farm, puur vanwege die verslaving aan muziek. Dus eigenlijk net zoiets als sommige dames die ook als ze niet menstrueren maandverband dragen, alleen maar omdat het zo lekker zit.

Afijn, al snel wisten de jongens muziekinstrumenten op de kop te tikken. Ze speelden alles na wat ze op de radio hoorden en pa zag dat het goed was. Sterker nog, dusdanig geloofde hij in de talenten van zijn kroost dat hij, en welke boer doet dat nou, een compleet geoutilleerde studio ter waarde van een ton in dollars voor het tweetal liet bouwen! Het resultaat daarvan was ‘Dreamin’ Wild’, een geheel zelf in elkaar geknutselde LP die ze uitbrachten op het eigen labeltje Enterprise & Co. Gehoord door de nuchtere oren van nu was dat vooral een samenraapsel van stijlen waarbij rock, funk, soul, R&B en country aan bod kwamen. Charme zat er in de jeugdige spelvreugde en naïviteit, nog geaccentueerd door de hoesfoto met de zelf genaaide showpakken. ‘Baby’ was het derde nummer van kant A, het onbetwiste rustpunt én het sensuele hoogtepunt van de plaat.

Maar ja, zonder enige vorm van distributie en marketing was de plaat destijds voorbestemd om meteen onderin in de put der vergetelheid te belanden. Precies dat gebeurde en in de muziek-biz betekent zoiets onverbiddelijk: de uitverkoopbakken. Aan dit droevige lot kwam pas in onze eeuw een eind toen ene Jack Fleischer, in zijn vrije tijd een verwoed platenverzamelaar, een exemplaar ergens vandaan viste. De plaat prikkelde zijn nieuwsgierigheid, met zijn kennersoor schatte hij niet alleen de artistieke waarde ervan hoog in maar ging hij ook de plaat enthousiast her en der onder de aandacht brengen en promoten. Die inspanningen leidden ertoe dat hipster-idool Ariel Pink in 2012 een cover-versie van ‘Baby’ opnam. Goeie zet van hem want tot op de dag van vandaag is ‘Baby’ (veruit) zijn meest gestreamde liedje. Net nog even gecheckt of Ariel Pink ‘Baby’ nou ook op LGW editie 2015 speelde daar in de Ronda, en yes he did:

Daarmee is het verhaaltje nog niet uit want ‘Dreamin’ wild’ werd, ook in 2012, opnieuw uitgebracht, en wel door het zeer gerespecteerde reissue-label Light In The Attic, een aanprijzing op zich. Daarmee ging de bal verder aan het rollen, de media haakten aan en juichten over een ‘long lost classic.’ Die status heeft de plaat inmiddels definitief, men prijst alom de onbezonnen puurheid ervan, zoals alleen onnozele teenagers uit verafgelegen oorden dat ten dag kunnen leggen. Men vind de plaat bij nader inzien ‘an intuitively sophisticated set of songs that tempered west-coast pop with blue-eyed soul,’ en ook ‘a godlike symphony to teenhood.’

Kortom, eind goed al goed en wat goed is komt altijd bovendrijven. En het mooie is, naar verluidt zijn ze op die ouderlijke boerderij in Washington   –broer Joe Emerson werkt er nog steeds!-  maar wat trots, ondanks de vette schulden die pa destijds maakte om die jongens hun hobby te gunnen. Misschien hebben ze intussen ook Babyteeth al gezien in het plaatselijke filmhuis en zijn ze nog trotser geworden, fantaseer ik erbij.

Overigens, over speelfilms en Le Guess Who gesproken. Voor de corona-editie 2020 (dat is over een maand al) wordt nu druppelsgewijs het programma bekend. Getriggerd werd ik door de namen van enkele popgrootheden die zich hebben laten strikken als ‘curator,’ Zoals Phil Elverum (Mount Eerie) en John Dwyer (Oh Sees). Maar te vroeg gejuicht geloof ik, want het enige wat zij vooralsnog cureren is enkele films in een online-filmprogramma. En die films zijn ook nog eens weinig opzienbarend. Het is precies het soort spul dat wij in de 90s volop uit de cultvideotheek haalden. Liquid Sky, Solaris, Dawn of the Dead, dat werk. Wat krijgen we nou, LGW goes VHS?

0

Comments

comments