‘Ok, we’re gonna do one more,’ mompelt de zanger al na een minuut of 40. Het optreden van Beechwood is dan al afgelopen, meer dan één toegift zit er niet in. Nee, ze mogen deze avond dan wel hun eerste optreden van hun Europese tournee doen, en dat toerneetje mag dan wel slechts zes café-achtige optredens beslaan, dat weerhoudt de band er niet van om zuinigjes om te gaan met hun krachten. Morgen wacht Parijs en misschien vinden ze dat daar meer eer te behalen valt. En wie weet, misschien hebben ze vanmiddag ook nog even naar de Tour de France gekeken en gezien dat de écht grote jongens zich sparen voor de bergritten. Wellicht hebben ze nog gelijk ook want het Patronaat-café is maar matigjes gevuld, ook al is dit hun enige Nederlandse optreden.
Dat deze drie guys uit New York City raspaardjes zijn bewijzen hun drie LPs. Met name de laatste twee ervan (‘Songs from the land of nod’ en ‘Inside the flesh hotel’) laten een talentvolle en intrigerende band zien. Hun rockliedjes zijn rijk aan melodie en goede smaak. Dat ondefinieerbare mengsel van levenslust, melancholie, doorleefdheid en breekbare grotestadsromantiek is bij hen nadrukkelijk aanwezig. Anders dan vele tijd- en plaatsgenoten die geschaard worden onder de omschrijving ‘post-punk’ (een duffe, steeds inhoudslozer wordende term die nochtans steeds vaker gebruikt wordt) zoekt Beechwood het in de periode voordat de punkrock zijn intrede deed. De tijd dat snelheid in rockmuziek nog van ondergeschikt belang was. Dus wie consequent wil zijn bestempelt hun muziek dan ook nuchter als ‘pre-punk.’
De platen van Beechwood kenmerken verder door een veelheid aan lekker korte nummertjes, met als makke dat hun sound nogal roekeloos meerdere kanten opschiet. Veelzijdigheid is een deugd maar je kan daar ook in doorschieten. Het gaat dan van Stonesy-achtige bluesrock, naar glam, psych, garage en country, terwijl er ook een kampvuur-samenzingliedje op te vinden is. Al met al een beetje loszand-versies van Exile on Main Street, zou je dus kunnen zeggen. Kortom, een goede drijfveer voor uw immer doorzagende recensent om eens uit knobbelen hoe dit amalgaampje live uitpakt en of er toch zoiets als een Grote Gemene Deler uit te peuren valt.
Welnu, die opgave blijkt een makkie, al na een paar nummers is alles duidelijk: New York Dolls! Ontdaan van allerlei studio-frivoliteiten is dat wat er per saldo van deze band overblijft: slepende, ietwat nonchalant gespeelde sleaze-rock, soulvolle samenzang a la Mick ‘n’ Keef, brokjes onmiskenbare ‘New Yorkness’ en her en der opvlammende gitaarsolo’s. Een op de plaat afwijkende (en wonderschone) pianorock-ballad als ‘Amy’ krijgt nu op het podium een robuuste standaard hard-rockbehandeling en blijft overtuigend overeind. Ook de looks van het trio roepen de Dolls in herinnering: de bassist/gitarist ziet er uit als het jonge broertje van Johnny Thunders: ravenzwart piekhaar, zorgvuldig nonchalant opgekamd, een romantisch aandoende witte blouse onder een keurig ogend vestje, klassieke gitaarposes…. de gitarist/bassist houdt het bij hippe laarsjes en een paarssatijnen shirt. Junkies zijn het niet denk ik, al flirten ze daar tekstueel wel mee (zoals in ‘Heroin honey‘ en ‘The land of nod,’ want ‘nodding’ betekent ook: a semi dreamlike state where an opiate user slips in and out of consciousness) Er hangt ook geen grammetje vet aan hun jongenslichamen. Het zijn, vermoed ik, eerder devote muziekjunkies die steevast tot diep in de nacht bij het licht van de TV in een of ander duister NYC-basement hun muziek zitten te perfectioneren. Ofwel, op de wangetjes van de Beechwood-guys winnen de blosjes het vooralsnog van de heroïne-chic. Door referenties uit voorbije periodes zo nadrukkelijk op de voorgrond te plaatsen komt de band ook wat vroeg-oud over. En dat heeft kennelijk meteen zijn weerslag op het slag mensen dat erop afkomt want het jonge volk mijdt ‘t Patronaat vanavond als de pest.
Even in de kristallen bol turen, wat betekent dit alles voor Beechwood? Ligt er wellicht een gouden toekomst voor hen in het verschiet? Hm nou, even goed kijken nog hoor… dat ligt vooral aan henzelf, vermoed ik. In Frankrijk waren the New York Dolls en Johnny Thunders-solo altijd al erg populair, dus op zich geen gekke keuze om je pijlen op dat land te richten (mocht dat hun keuze zijn). Maar, net als de grote wielren-jongens moeten ze dan wel op het juiste moment toeslaan en een paar tandjes bijschakelen. Anders doemt de bezemwagen op en die is meedogenloos hoor….
De foto’s zijn natuurlijk weer van Peter Blaauw
0